donderdag 20 juni 2019

Belleketrek

Je kent het vast wel. Of je hebt je er wel eens aan bezondigd. Als kind stiekem aan een voordeur aanbellen om je dan snel uit de voeten te maken. Mijn eerste ervaring – als slachtoffer – dateert van in mijn kindertijd. Het was een pikdonkere winteravond en uitzonderlijk moest vader een nachtshift werken zodat ik alleen thuis was met mijn moeder. Mijn oudere broer was bij vrienden. Plots ging de deurbel en gezien het late uur krompen mijn moeder en ik zowat ineen van de schrik. Aarzelend werd het raampje van de voordeur opengedaan, maar alles wat we zagen was zwart en in stilte gehuld. Ons hart klopte in de keel, niet wetende welk onheil rond het huis waarde. Na een kwartier ging de bel opnieuw. Toen we wederom door de tralies van het vensterraampje naar buiten keken zagen we zowaar mijn eigen broer van achter een struikplant weglopen. Hij heeft het achteraf geweten. Hoe kom ik nu op die lang vervlogen herinnering? Ik lag zopas in het ziekenhuis en op de dag van mijn ontslag kon ik eindelijk een babbel doen met het verplegend personeel. De dagen ervoor had ik zoveel pijn dat mijn aandeel in gesprekken zich beperkte tot ‘Ja’, ‘Nee’, ‘Veel pijn’, Een beetje’ enzovoort. Dat wou ik die laatste dag goedmaken. De verpleger en een verpleegster-in-opleiding kwamen de kamer binnen voor mijn eindverzorging. En alras ging het gesprek over – hoe kan het ook anders – ‘ziek zijn en vele kwaaltjes’. Wanneer de verpleger zelf de slechte luchtkwaliteit als mogelijke oorzaak aanhaalde, zag ik mijn kans schoon om ‘de politiek er bij te betrekken’. Ik hield een kort pleidooi voor een groene partij die zich bij uitstek inzet voor propere lucht en onze gezondheid in het algemeen. Ik ging er van uit dat dit er wel zou ingaan bij mensen die in de zorg tewerkgesteld zijn. Mijn gesprekspartners stellen zich ten slotte dag in dag uit ten dienste van de gezondheid van de medemens. Ik hoopte op bondgenoten. In mijn politiek betoog – ik kan het niet laten – uitte ik verder mijn verontwaardiging (lees: afkeuring) over het succes van het Vlaams Belang bij de recente verkiezingen. En toen gebeurde het. Daar waar de verpleger en zijn collega zich tot dan toe op de vlakte hadden gehouden en mijn monoloog quasi neutraal hadden beluisterd, reageerde de man nu voor het eerst. ‘Ja maar, ik versta dat wel, tegenwoordig moogde niks meer, hé, de kinderen mogen geeneens meer belleketrek doen’. Tja. Gelukkig stonden de sponningen van mijn bed overeind of ik had van verbazing uit mijn bed gerold. Daar lag ik dan. Wat kon ik inbrengen tegen zoveel domheid? Wist ik veel dat er tegenwoordig een wet is die belleketrek verbiedt? En dat die wet het succes van het Vlaams Belang verklaart? Alles in mij zei dat de verpleger zelf een extreem-rechtse stem had uitgebracht. En zijn collega, die schaapachtig goedkeurend had geknikt, misschien ook wel. Enkele minuten later werd ik uit het ziekenhuis ontslagen.

maandag 17 juni 2019

Als ik een Rus was...



Het lezen van het boek ‘Schreeuw in de stilte’ van de vreedzame Russische activist Ildar Dadin  bezorgde me kippenvel. Hij beschrijft er waarheidsgetrouw de verschrikkingen en gruwelijkheden die hij moest ondergaan in verschillende Russische strafkampen. Als dissident en tegenstander van Poetin durfde hij het aan te protesteren tegen de vervalste verkiezingen en alle vormen van repressie in Rusland. Het bracht hem naar de beruchte strafkolonie IK-7 in het ijskoude Karelië en IK-5 in de ijswoestijn van Siberië. Hij werd er afgetuigd door genadeloze folteraars die als beestige roofdieren letterlijk op hem inbeukten. Hij kwam uiteindelijk vrij door een geheime brief over de folteringen aan zijn vrouw. Die bezorgde de brief aan de internationale pers die zijn verhaal de nodige ruchtbaarheid gaf. Ildar Dadin is een held die het nog kon navertellen. Andere Russische dissidenten en/of kritische waarnemers bekochten hun engagement met hun leven. Journaliste-mensenrechtenactiviste Anna Politkovskaya werd in 2006 koudweg doodgeschoten. Drie jaar later was Natalia Estemirova hetzelfde lot beschoren. In datzelfde jaar werd Anastasia Baboerova, ook een journaliste van Novaja Gazeta, in Moskou vermoord, samen met de mensenrechtenactivist Stanislav Markelov. Vorig jaar raakte bekend dat de journalist Arkady Babtsjenko om het leven gebracht werd. Vele anderen – journalisten, mensenrechten- en milieuactivisten, advocaten en kunstenaars – worden nog dagelijks opgepakt en in mekaar geslagen. Het is een lange lijst van geweld tegen Poetin-critici. Onvermijdelijk moet ik steeds aan mezelf denken. Kippenvel. Stel dat ik een Rus was. Als milieu-activist zou ik pakweg mee betoogd hebben  tegen een opwerkingsfabriek van kernafval in Siberië (waarbij een demonstrant het leven liet na aanvallen van gemaskerde mannen) of het kappen van een bos dat plaats moest maken voor een verbinding van de autosnelweg van Moskou naar Sint-Petersburg. Of ik zou vijf jaar geleden samen met de bekende milieu-activist Yevgeniy Vitishko de ernstige milieuschade die door de Olympische Winterspelen in Sotsji werden veroorzaakt aan het licht gebracht hebben. Ik mag niet denken aan de gevolgen. Vrijheid van meningsuiting is voor mij altijd een hoogste goed geweest. Daar valt niet aan te tornen. Als jonge kerel ging ik al naar schrijfavonden van Amnesty International. Samen met andere progressieve geesten schreven we standaardbrieven naar dictatoriale regimes om onschuldige gevangenen vrij te laten. Het blijft – helaas - nodig, tot op de dag van vandaag.

woensdag 12 juni 2019

Peumans


Of ik sympathie heb voor een N-VA-er? Onmogelijk. Of toch? Bij de figuur van Jan Peumans komt het alleszins in de buurt. Daarvoor hoefde ik niet eens zijn biografie te lezen. Het boek van zijn zoon Wim, getiteld ‘Jan Peumans. Een zachte anarchist’, bevestigde mijn respect voor deze politicus. Als Vlaams-nationalist is hij een Walloniëliefhebber. Meermaals spreekt hij zijn liefde voor het Franstalige landsgedeelte uit. Hij wordt dan ook bestempeld als een ‘notoir dwarsligger’. Een Einzelgänger en tegelijk een loyaal partijsoldaat. Iemand die openlijk zijn gedacht zegt, ook al doet dat De Wever en andere partijgenoten de wenkbrauwen fronsen. Maar nooit overwoog hij van politiek kamp te wisselen. Geen moment kwam de gedachte in hem om de deur van de Vlaamse Beweging achter zich te sluiten. Hij kwam dan ook uit een Vlaamsgezind nest, dat in de oorlog de kant van de bezetter koos, en daar de gevolgen van droeg. Als jongeling werd hij lid van de Volksunie. En toen de Volksunie uiteenspatte in een linkse partij ID 21 die uitmondde in het links-liberale Spirit en een rechtse partij N-VA sloot Peumans zich aan bij de rechtervleugel. Gezien zijn verleden ‘als marxist en milieuactivist’ had de keuze anders kunnen zijn, maar het toont de vastberadenheid van een als kind door de oorlog getekende flamingant. Hij is geen vendelzwaaier en weet zichzelf aan de linkerkant van de N-VA die zich openlijk stoort aan populistische uitspraken of tweets van bijvoorbeeld Theo Francken. Hij schurkt zich niet aan tegen het Vlaams Belang dat hij evenzeer veracht zoals progressieven dat doen. Na het lezen van zijn biografie blijf ik evenwel met een dubbel gevoel achter. Ik moet denken aan wijlen eerste minister Wilfried Martens die na zijn politieke carrière bekende dat hij ‘soms moeite moest doen om niet te applaudisseren voor de Groenen in het parlement’. Ik verdenk Peumans van hetzelfde. Zijn zoon Wim, auteur van de biografie, heeft de Vlaamsgezinde traditie in zijn familie doorbroken en is lid van Groen. Hij verdient hiervoor mijn felicitaties, evenals voor zijn boek dat zijn vaders politieke leven grondig en boeiend belicht.     

zondag 9 juni 2019

Waarom het Vlaams Belang de verkiezingen won?


Een bloemlezing. Met dank aan Filip Van Ongevalle in De Standaard.
‘Omdat we niet meer met pensioen mogen op 60.’
‘Omdat we met onze oude diesel de stad niet meer binnen mogen.’
‘Omdat we geen windmolens in onze buurt willen.’
‘Omdat we in circulatieplannen terechtkomen als we dan toch met de auto in de stad geraken.’
‘Omdat de kinderen in de speeltuin te veel lawaai maken.’
‘Omdat we niet meer mogen vliegen.’
‘Omdat we niet meer overal voor de deur kunnen parkeren.’
‘Omdat we geen vlees meer mogen eten.’
‘Omdat we niet willen rekeningrijden.’
‘Omdat we hier geen minaretten willen.’
‘Omdat ze de kerncentrales willen sluiten, terwijl er nu in de winter al een energietekort is.’
‘Omdat we al genoeg betalen.’
‘Omdat we geen fastfood meer mogen eten.’
‘Omdat de vreemdelingen alles krijgen en wij niks.’
‘Omdat we onze salariswagen willen houden.’
‘Omdat we onze houtkachel gezellig vinden.’
‘Omdat kinderen beter naar school zouden gaan dan te betogen.’
‘Omdat de vreemdelingen hier alles mogen en wij niks.’
‘Omdat we op sommige plaatsen zelfs maar 30 per uur meer mogen rijden.’
‘Omdat kinderen niet weten wat het is om de facturen te betalen.’
‘Omdat we niet meer mogen bouwen waar we willen.’
‘Omdat we geen plastic zakjes meer mogen gebruiken.’
‘Omdat de fiscus uit mijn wijnkelder moet blijven.’
‘Omdat we geen Roundup meer mogen spuiten.’
‘Omdat we geen scheet meer mogen laten of het is slecht voor het milieu.’
‘Omdat we dankzij die klimaatopwarming tenminste warme zomers en zachte winters hebben.’
‘Omdat we niet meer mogen roken waar we willen.’
‘Omdat we ons onveilig voelen.’
‘Omdat we overal moeten betalen om te parkeren.’
‘Omdat politici zakkenvullers zijn.’
‘Omdat Boudewijn zomaar Bo kan worden.’
‘Omdat we geen kerststal meer mogen zetten.’
‘Omdat we geen hoofddoeken meer kunnen zien.’
‘Omdat we niet met Mohammed mogen lachen.’
‘Omdat we eigenlijk met niks meer mogen lachen.’
‘Omdat we Sinterklaas niet meer mogen laten vergezellen door Zwarte Piet.’
‘Omdat we geen chocomousse mogen maken van zwarte kinderen.’
‘Omdat we geen neger meer mogen zeggen.’
‘Omdat er hier al genoeg negers zitten.’

Hoe triest is dit… En mag ik daaraan toevoegen dat het Vlaams Belang meer stemmen haalt als het regent op de verkiezingsdag dan wanneer de zon schijnt? Arm Vlaanderen.

dinsdag 4 juni 2019

Schild en vrienden en buren

Ik heb lang getwijfeld of ik aandacht zou besteden aan de vermaledijde Dries Van Langenhove en zijn kornuiten. Dat ik het toch doe ligt aan mijn aanpalende buren. Het dateert al van kort na de spraakmakende Pano-reportage over Schild en Vrienden. Maar het zou – meer dan ooit – vandaag opnieuw gebeuren. Terwijl ik op een zonnige vooravond mij in stilte – met boek en trappist – op mijn tuinterras bevond, maakten mijn buren zich op voor een familiefeestje aan de andere kant van de beukenhaag die in deze tijd van het jaar wederzijdse privacy garandeert. Eenmaal hun party op kruissnelheid gingen onder invloed van drank de decibels de hoogte in en werden de gespreksonderwerpen geanimeerder. Niet dat er veel discussie was, de meningen waren opvallend gelijkgezind. Meer nog, de familieleden gaven zich te pas en te onpas gelijk en deden er dan maar een schepje bovenop. U begrijpt dat mijn leesgenot intussen verzwolgen was. Ik overwoog om me binnen in veiligheid terug te trekken, maar het aangename zonnetje hield me tegen. Daar kreeg ik het ene salvo na het andere over me heen. Over ‘dat we stilaan niks meer mogen’ tot ‘vluchtelingen die hier komen profiteren’ en ander populistisch fraais. Ik moest knarsetanden om me niet van op afstand en onzichtbaar tussen te komen. En dan moest Dries Van Langenhove nog komen. ‘Driesje’ – alsof hij ook tot de familie behoorde en dadelijk mee zou aanschuiven – werd verheerlijkt als een held. ‘Wat krijgt die jongen toch allemaal over zich heen?’, klonk het unisono meevoelend. ‘Hoe hard wordt die toch aangepakt?’ En voorts: ‘Eindelijk eens een jongen die zegt waar het op staat. Maar dat mag blijkbaar niet meer in dit kl*land.’ In mijn hoofd begon ik automatisch te reageren. Dit gaat wel over extreem-rechts crapuul dat in chatgroepen ronduit racistische standpunten deelt, inclusief onderlinge tips over schietlessen, wapenvergunningen en wapens. Jongeren die dwepen met Hitler en alle islam-gelovigen als fundamentalisten afschilderen. Tuig, schorremorrie, en nog van het gevaarlijke soort ook. Zo extreem-rechts dat ze bijna van de politieke kaart vallen. Ik wond mij op, dronk mijn trappist leeg, en kraamde ten slotte toch maar op. Dit was onuitgegeven voor mij. Normaal zou ik geld geven om mij te mengen. Maar de burenvrede en mijn vrouw hielden mij tegen. Het voelde beangstigend dat mijn buren – doorsnee gastheer- en vrouw op leeftijd – me ’s anderendaags beleefd begroetten. Ik kon de begroeting nauwelijks beantwoorden. Een minuscule hoofdknik ging nog net. In mijn diepste binnenste weet ik dat me nog zal wreken, ooit op een dag…