zondag 26 juni 2011

Profiteurs

Het was afgelopen lente zomers warm in de Ardennen. De weerman wist dat de temperaturen er hoger lagen dan in Barcelona, Sevilla of de Turkse Riviera. De zon liet het landschap zinderen en knisperen. Koelte was voorhanden in de bossen waar gewaarschuwd werd voor brandgevaar. Al kuierend door het pittoreske dorpje werden mijn vrouw en ik aldoor vriendelijk begroet door de locals. Zelfs kinderen en adolescenten kruisten onze weg met een ‘bonjour’. Waarop onze zoon zich hardop afvroeg of zoveel beleefdheid in deze tijd wel gemeend kon zijn. Op het terras van een dorpscafé leste ik mijn dorst met het plaatselijke kabouterbier (La Chouffe). Ik raakte aan de praat met enkele Ardennezen en alras was onze conversatie communautair getint. Eerst voorzichtig aftastend, maar toen ik me outte als een niet-fan van Bart De Wever, kwamen de tongen los. “De Wever”, met de klemtoon achteraan op een ‘ei’ om ‘u’ tegen te zeggen, “die is hier niet welkom”, luidde het. “Allez, toch niet als ik hier ben”, klonk het. “Wij zijn profiteurs, monsieur, maar weet u dat van zijn zuster?”. Ik knikte, maar liet de man zijn verhaal afmaken. “Zij woont hier wat verder in de Gaume en ze leeft van de CPAS”. “Hij beledigt zelfs zijn eigen zus, n’est-ce pas?” Met plezier gaf ik de man gelijk. Hij betaalde mij een tournée en voor het communautair evenwicht trakteerde ik terug. “Want we zijn toch allemaal Belgen, mon camarade”, zei mijn vriend en hij legde zijn bonkige arm om mijn schouder.

vrijdag 3 juni 2011

(Even) zot van A

Antwerpen is ’t stad en de rest van Vlaanderen is parking. Zo wil het gezegde. Maar er is meer: de metropool is het centrum van de wereld. Wie er nog aan twijfelt brengt best eens een bezoek aan het Museum aan de Stroom. ‘Het MAS brengt verschillende collecties samen tot een vernieuwend verhaal over de wereld in de stad Antwerpen, de stad Antwerpen in de wereld.’ Zo heet het en het is niet gelogen. Met het gezin bezochten we het nieuwste paradepaardje van ’t stad tijdens het openingsweekend. En het was de moeite. De adembenemende panorama’s van op de verschillende verdiepingen, de uiteenlopende collecties, het gebouw an sich en het Eilandje dat in zijn geheel de uitstraling begint te krijgen die het verdient. We liepen door het prachtig gerestaureerde Sint-Felixpakhuis waar vroeger koffie en tabak werd opgeslagen. Nu doet het dienst als stadsarchief en stockeert men er het geheugen van de stad. Neen, het noorden en het zuiden van ’t stad en vele wijken er tussenin ademen terug klasse uit en maken Antwerpen hip en hot. Geen betere remedie tegen de extreemrechtse verzuring die Antwerpen enkele jaren geleden nog aantastte. Hoog tijd om de nog resterende verkommerde buurten aan te pakken. Maar het was zondag en er was geen vuiltje aan de lucht. Het Falconplein, ooit synoniem voor Russische maffia, lag er vredig bij. De enige bedrijvigheid kwam van enkele biomarktkramers die hun waar probeerden te slijten. Uit sympathie en van de goesting kochten we gebak van een vriend-biobakker en slenterden in de richting van het vernieuwde plein aan de Stadswaag. Deze plek was het kloppend hart van de literaire avant-garde in de jaren vijftig en zestig. Het schijnt dat befaamde schrijvers als Simon Vinkenoog, Willy Vandersteen en Hugo Claus hier vaak uitgingen. We verpoosden op het terras van café-brasserie-stadsboerderij ’t Waagstuk en mijn vrouw en ik kozen uit het overweldigende aanbod van ‘s lands bieren. Het decor van het oude stadsdeel in combinatie met de gedempte sfeer van Antwerpen op een zonnige zondag maakte het er heerlijk toeven. De jachtige winkeldrukte had plaatsgeruimd voor een kuierend tempo. Als nuchtere Kempenaren waren we zowaar even zot van A.