donderdag 31 december 2009

Zwarte Kerst

Buiten was het een witte Kerst. Binnen was Kerstmis zwart. Inktzwart. Een Kerst die we niet meer zullen vergeten. Het was 23 december, 19:00 uur. We waren amper anderhalf uur de deur uit geweest. Ik kwam als eerste de woning binnen en zag dat er bezoek was geweest. Alle laden en kastdeuren stonden open. Overal lag de inhoud ervan verspreid op de grond. De pakjes onder de kerstboom waren opengescheurd. De badkamer, alle slaapkamers, alles was doorzocht. Ik belde de politie, maar die had het te druk (met nog andere inbraken). Ik kreeg de raad om kalm te blijven en niets aan te raken. Zodra er een patrouille vrij zou zijn, zou de politie komen. Ik troostte mijn vrouw en de kinderen. De minuten verstreken. Een half uur later belde ik beleefd terug. Of we nog lang moesten wachten? Zelfde antwoord. Om 20:30 uur daagde de politie eindelijk op. Toen konden we de schade pas echt opmeten. Cash geld (veel te veel in huis) en juwelen (alleen het echte zilver en goud) waren verdwenen. En handschoenen en zaklampen. Ontredderd bleven we achter. Het financiële verlies is aanzienlijk, de emotionele waarde van de juwelen van mijn vrouw nog groter. Maar het gevoel waarmee we blijven zitten bezorgt ons de grootste kater. Ons huis was onze enige, echte, veilige nest. Het is weg. De kinderen hebben angst. Ze durven niet meer alleen naar de wc. Ze willen niet meer in hun bedje slapen. Alle geluiden zijn verdacht. Een auto die langzaam door je straat rijdt. Een takje op de veranda. Een deur die piept. We gaan niet graag meer weg. Thuiskomen is een hel. Thuis zijn ook. Het zal wel slijten. Hoe graag zou ik eens met de dader(s) willen praten. Samen aan tafel, een half uurtje. Wellicht is het boter aan de galg. Maar toch. De troostende woorden van familie, buren en vrienden zijn opvallend gelijklopend. Haast allen kennen ze wel iemand uit hun omgeving die ook slachtoffer van een inbraak is geweest (als zij zelf al geen inbraakervaring hebben) en – zeer opmerkelijk – haast allen weten ze dat de daders ‘Roemenen of toch zeker Oost-Europeanen’ zijn. Sommigen gaan zo ver dat ze me zelfs vertellen hoe de dieven te werk zijn gegaan. Intussen las ik in de krant dat een Herentalse hotelbaas een inbreker op heterdaad betrapte. Het gaat om Bjorn V, een jongeman uit Olen (dat klinkt als Polen). Hij is alweer ‘onder voorwaarden’ vrijgelaten. Ik heb intussen de sticker ‘iedereen altijd welkom’ van mijn voordeur geschraapt. Hopelijk kunnen we volgend jaar terug zelf onze kerstpakjes opendoen.

woensdag 23 december 2009

Witte pret, witte woede

Witte pret

Door het raam zie ik de tuin slapen onder een wit deken. Alleen de vogels zorgen volop voor vermaak. Mezen, merels en roodborstjes vliegen af en aan op zoek naar de zaadhuisjes die her en der ophangen. Het is een mooi schouwspel waar ik graag tijd voor maak. Genieten doe ik ook van het wandelen in een sfeervol en gedempt decor. Bijvoorbeeld naar de bakker. Daar hebben we het ook over de mooie kantjes van de winter. Tot een vrouw de deur met een bruuske zwaai opent en haar laarzen fors afstampt. “Wat een vuiligheid, die winter”, komt ze ongevraagd tussen. De bakkersvrouw gaat ongestoord verder. “Veel mensen komen nu te voet”, zegt ze. “En dat is toch goed voor het milieu, hé”, voegt ze er aan toe op een toon die me smeekt om bevestiging. “Zeker”, beaam ik, en kan amper een lach onderdrukken. De bakkersvrouw stond nog bij mij in het krijt. De vorige keer had ik nogal assertief gereageerd op de petitie voor het verdwijnen van de verdwijnpaal op de Grote Markt te Herentals. Die lag toen op de toonbank. Ik had, met in mijn rug nog vele andere klanten, een aantal argumenten aangehaald om net geen doorgaand autoverkeer toe te laten in het stadscentrum. Ik hield het bewust kort, want het was zondagochtend en de rij achter me werd er niet korter noch vrolijker op. De bakkersvrouw voelde zich kennelijk wat in het nauw gedreven, want ze antwoordde ‘dat ze zelf niet getekend had’ en vluchtte weg tussen de pisolets en tompoezen. Daarom was ik nu zo blij dat ze zelf aan het milieu dacht. Om haar te belonen beloonde ik mezelf met een roomsoes.

Witte woede

Met het vallen van de sneeuw daalt er helaas ook een pak ergernis uit de hemel. Ik noem het mijn witte woede. Dat velen de sneeuw omschrijven als ‘vuiligheid’ laat ik nog passeren. Dat een strooiwagen in een woonstraat (ik zeg wel: woonstraat) zo nodig het sleeën en andere kinderpret moet stopzetten, vind ik ongehoord. En dat de fietspaden onberijdbaar zijn is ronduit wraakroepend. Nochtans heeft de Herentalse gemeenteraad op voorstel van onze groene fractie het STOP-principe goedgekeurd. Daarbij wordt in het mobiliteitsbeleid voorrang gegeven aan Stappers en Trappers, vervolgens Openbaar Vervoer en ten slotte Privévervoer. In de praktijk is het echter Koning Auto die voorrang krijgt en vaak- als enige – bediend wordt. Het is wel bijzonder cynisch dat een mens bij gevaarlijk winterweer zijn fiets op stal moet laten en noodgedwongen met de auto de weg op moet. Het kan ook anders. In Olen was het fietspad netjes vrijgemaakt. Helaas reed je je gewoon vast wanneer je de grens met Noorderwijk bereikte. Of hoe je aan het fietspad de sneeuwgrens tussen 2 gemeenten kon merken. Om mijn witte woede te kanaliseren, maakte ik er bijgaande foto’s van, schreef wat commentaar van me af en bezorgde ze aan onze voorzitter die er een persmededeling van maakte. Je vindt mijn groene bezorgdheid om het lot van de fietsers in barre wintertijden nu in de regionale media. Zo is mijn negatieve energie toch nog omgezet in iets positiefs.


zondag 20 december 2009

Snelheidscontrole

Oef. Mijn laatste werkdag van het jaar zit erop. Ik heb het overleefd. En dat bedoel ik alleen letterlijk. Een vol jaar heb ik het woon-werkverkeer met de fiets afgelegd. En ik heb het er heelhuids van af gebracht. Vaak was het trouwens aangenaam fietsen. Al die keren dat ik op het jaagpad langs het Albertkanaal de wind als bondgenoot had. Of deugddoende zonnestralen. Het was vaak ook anders. Zo ondervond ook ik aan den lijve dat België een mooi land zou zijn als het overdekt was. Regen en wind waren mijn deel. Al kon ik het wel hebben, zelfs toen ik af en toe gewoon stilstond op mijn trappers terwijl auto’s mij voorbijsnelden. Of toen de zijwind me in het kanaal wou blazen en ik moest tegensturen. Het bezorgde me haast de slappe lach, zielepoot als ik me voelde. Ach, de weergoden waren mijn vijanden niet. Hoe anders dan op het ‘veilige’ jaagpad moest ik op mijn hoede zijn op de Industrielaan te Olen. Op een moordstrook langsheen de kaarsrechte racebaan kon ik alleen maar hopen dat er niet één vierwieler van zijn baan afweek en mij van de weg maaide. Ik liet nochtans niets aan het toeval over. Zelfs op topzomerdagen droeg ik bij klaarlichte dag mijn veiligheidshesje. Wanneer ik een auto hoorde naderen waarvan ik het gevoel had dat hij mij bedreigde maande ik de bestuurder met een handbeweging aan om afstand te houden. Het was geen overbodige actie tot zelfbescherming. Hoe dikwijls scheurden personenwagens en denderden camions niet nipt langs me heen. Hoe vaak kreeg ik daardoor een windstoot die me plots voortblies of ter plaatse deed trappelen. En hoe vaak bezorgde het me een ongevraagde beendouche. Gelukkig kwam ik tientallen keren met de schrik vrij. Evenveel keren smeekte ik dat er politiecontroles zouden plaatsvinden. Vorige week was het eindelijk zover. De politie Neteland controleerde meer dan 25.000 wagens. Volgens de officiële cijfers begingen 4.474 chauffeurs een lichte snelheidsovertreding. Een zware overtreding werd genoteerd voor 3.002 chauffeurs en 177 rijbewijzen werden onmiddellijk ingetrokken. De gemeten topsnelheid bedroeg liefst 179 km per uur. Hiermee doet de betreffende chauffeur even goed als ‘spoedarts’ Luc Beaucourt een tijd geleden. De politie heeft aangekondigd om binnenkort nieuwe controles uit te voeren op de Industrielaan. Oom agent wordt misschien toch nog mijn vriend.

zaterdag 19 december 2009

Eéndagsvlieg

Ik was in het Noord-Antwerpse Kapellen, alwaar ik niemand kende. Plots dacht ik aan de voormalige bekende huisvrouw Margaretha Guidone en hoopte haar tegen het lijf te lopen. Dan zou ik toch nog iemand gekend hebben, zij het niet persoonlijk. Die twijfelachtige eer is mij nooit te beurt gevallen. En ook nu niet. Ik vond dat jammer, want ik zou haar zo graag verteld hebben dat zij mijn jarenlange rotsvaste geloof in een zelfstandige groene partij even aan het wankelen had gebracht. Mevrouw Guidone was nog maar pas als een groene komeet de hoogte ingeschoten als voorvechtster tegen de opwarming van de aarde. We konden haar goed gebruiken, want na de historische verkiezingsnederlaag van Agalev (18 mei 2003) was het volop kommer en kwel bij de Groenen. Ik droomde al van een nieuwe groene frontvrouw door wiens populariteit onze partij in geen tijd terug op de politieke kaart zou staan. Als eenvoudige huisvrouw was zij bovendien voor de media zeer dankbaar om opgepikt te worden. Had Mieke Vogels zich destijds van op het parlementair spreekgestoelte immers ook niet gelanceerd met een schort aangebonden? Het draaide voor de huisvrouw uit Kapellen helemaal anders uit. En voor ons, Groenen, eveneens. Toenmalig federaal minister van Leefmilieu Bruno Tobback zag in mevrouw Guidone ook een electorale goudhen en ging haar het hof maken. In de beste socialistische traditie om haar groene flank af te dekken, nam de minister haar mee naar de klimaatconferentie in Nairobi. Meer nog, hij stond elegant zijn eigen spreektijd af aan de huisvrouw uit Kapellen die zo haar eeuwige moment de gloire beleefde. Als dank voor zoveel aandacht wisselde mevrouw Guidone haar groene partijkaart in voor een rode. Het gebeurde allemaal in de lange aanloop naar de federale verkiezingen van 2007. Het bezorgde me een dreun van jewelste. Eerder was al een groene minister gevallen voor de lokroep van het rode, politieke opportunisme. En gaandeweg hadden nog andere groene boegbeelden en mindere goden het groene schip verlaten om aan boord van de Stevaertsteamer te klimmen. Daarbij kwam het nieuws dat zelfs de integere voorman van de Bond Beter Leefmilieu, Bart Martens, zich kandidaat zou stellen voor de verkiezingen. Juist, bij de socialisten. Dat zovele groene uithangborden de enige echte ecologische partij de rug toekeerden, deed me pijn en bracht mijn geloof in het voortbestaan van een zelfstandige groene partij – even – aan het wankelen. En nu was er bovenop dit alles nog de huisvrouw uit Kapellen die zich voor de SP.a kandidaat stelde en klaarstond om me het nekschot te geven. Gelukkig raakte ze me niet vol en bleef ik wankelend overeind. Zelf viel ze al snel (door de mand). Ze bleek geen stemmenkanon te zijn en derhalve werd ze door haar partij gedumpt. Nog even haalde ze daarna het nieuws middels een Humo-interview. Ze oogste er vooral kritiek mee met enkele krasse, pseudo-wetenschappelijk naïeve uitspraken. Zo verklaarde ze dat watermoleculen veranderen wanneer je tegen water spreekt. Enfin, mevrouw Guidone is ongetwijfeld een boeiende dame. Hoewel, ik moet bekennen dat ik haar compleet vergeten was. Tot dat ik dus in Kapellen was. Als bij toeval dook ze ’s anderendaags op in de krant. Naar aanleiding van de klimaattop in Kopenhagen werd er gepolst naar haar huidige klimaatengagement. Haar antwoord loog er niet om. Ze ligt er niet meer wakker van. Ze heeft andere zorgen om het hoofd. Ze was maar een ééndagsvlieg.

dinsdag 15 december 2009

De witte kaart

Vandaag eindigt de nieuwe regularisatieperiode (15/9 – 15/12) voor asielzoekers die volgde op het jarenlange stijfgehouden been van Turtelboom. Ik ontmoette in deze tijdspanne van 3 maanden vele bange blanke mannen (en vrouwen) die – niet gehinderd door enige kennis van zaken – meenden te weten dat de poorten van ons landje weer eens open zouden zwaaien voor gelukszoekers en profiteurs. Niets is minder waar. De lijst van toelatingsvoorwaarden voor een witte kaart is lang en bezaaid met hindernissen. Zo moeten asielzoekers kunnen aantonen dat ze langer dan 5 jaar onafgebroken in België verblijven. Onbegonnen werk wanneer je al die tijd van hot naar her bent gestuurd, van kasteeltje naar opvangcentrum naar vluchtelingenhuis naar OCMW-woning naar… Ben je als asielzoeker geen vijf maar slechts drie jaar in het land dan maak je ook nog een kans om geregulariseerd te worden. Maar dan moet je kunnen aantonen dat je daarna meteen aan de slag kan bij een werkgever. Voorwaar geen sinecure. Want wie steekt er - op voorhand dan nog - zijn nek uit voor een illegaal? Toch hebben we dat voor mekaar gekregen. Na een slopende zoektocht heb ik een werkgever bereid gevonden om een asielzoeker in het dorp een ‘voorlopig’ arbeidscontract aan te bieden. Indien de man geregulariseerd wordt zal hij een job mogen uitoefenen waar geen Belg voor te vinden is. Om het regularisatiedossier verder te stofferen heb ik gelijk een steunpetitie bij de buren gedaan. Hartverwarmend in deze koude tijden. Ik heb ook enkele modelbrieven geschreven en ter ondertekening voorgelegd aan de schooldirectrice van de kinderen en de voorzitters van de verenigingen waarin de kinderen actief zijn. Copies van de schooldiploma’s van de kinderen en van de ouders die Nederlandse les volgen vervolledigen het aanvraagdossier. Daarmee hoop ik dat de verankering in de lokale gemeenschap, ook één van de vele voorwaarden, voldoende aangetoond is. Samen met een advocaat heb ik het hele bundel verder afgerond en nu ligt het ongetwijfeld ergens op een grote stapel in de hoofdstad. Het bange wachten voor een Tsjetsjeens gezin met vijf jonge kinderen is weer eens begonnen. Hopelijk kunnen ze binnenkort eindelijk hun oorlogstrauma verwerken in hun nieuwe thuis. Als ze hun witte kaart krijgen.

dinsdag 1 december 2009

Hoge bomen vangen veel wind

Mijn oprechte excuses aan de bonte specht die niet langer mitraillettesgewijze kan komen kloppen. Ik zal de capriolen van de eekhoorns missen. Met de grootst mogelijke tegenzin heb ik de laatste vier dennenbomen in mijn tuin omgehakt. Onbeschermd stonden ze nog, als laatste restanten van wat ooit een bos moet zijn geweest, tussen onze woning en die van mijn buren. Bij stormweer of rukwinden hielden we telkens ons hart vast. De bomen wiegden vervaarlijk en krakend heen en weer. Het moment zou zeker komen dat ze al capitulerend grote schade zouden aanrichten. Om dat te voorkomen, en alleen daarom, zijn ze gekapt. Buiten wat zagemeel deden ze niet veel stof opwaaien. Dat was jaren geleden anders. Ik was toen gemeenteraadslid en had een kapaanvraag ingediend voor een tiental dennenbomen die tot last waren van de buren. In afwachting van de vergunning kwam ik op een dag nietsvermoedend thuis van het werk. Ik plofte neer in de zetel en net dan ging de telefoon. “Er is mij ter ore gekomen dat u als gemeenteraadslid uw groene principes verloochent”, klonk het droogweg aan de andere kant van de lijn. Dat was even slikken. “Het schijnt dat u de bomen in uw tuin wil kappen”, verduidelijkte de man die zich voorstelde als regionaal journalist van één van ’s lands grootste kranten. Op zulke momenten komt de politieker in mij naar boven en krijg ik spontaan een adrenalinestoot. “Luister”, zei ik gedecideerd, “ten eerste is het inderdaad juist dat ik als groene een kapvergunning heb aangevraagd, ten tweede verkies ik de veiligheid van mijn woning en die van de buren boven enkele dennenbomen waarvan de ecologische waarde beperkt is, ten derde hecht ik als groene ook nogal wat belang aan de goede vrede met de buren, ten vierde zijn groenen dan misschien toch niet zo fanatiek als ze worden voorgesteld en ten vijfde zullen er later per saldo meer bomen in mijn tuin staan dan nu het geval is.” Het bleef stil aan de andere kant. Ik was nu op kruissnelheid. “Want als uw bron letterlijk geciteerd heeft uit mijn kapaanvraag, dan weet u zeker dat ik heb vermeld dat ik meer bomen zal planten dan er zullen verdwijnen. Trouwens, het gaat hier mijns inziens om een louter privé-aangelegenheid. En ik hoop dat u een onderscheid maakt tussen mijn politieke en privé-activiteiten. Ik hoop dan ook dat u hierover niet gaat berichten.” “Ja, maar u bent nu éénmaal politicus en dit bericht bereikte mij en daarom belde ik u…” Het klonk als een vergoelijking. Ik belde nadien zelf enkele journalisten op. Allen hadden ze een copy van mijn kapaanvraag doorgestuurd gekregen van het Vlaams Blok. En allen hadden ze het verticaal geklasseerd wegens ‘op de man gespeeld’. Ik reageerde opgelucht. Ook ’s anderendaags toen ik vaststelde dat geen enkele krant mijn ‘kapverhaal’ had gebracht. Nu ik al lang geen gemeenteraadslid meer ben, heb ik me niet moeten verantwoorden. Het zal dan toch waar zijn dat alleen hoge bomen veel wind vangen.