zaterdag 28 december 2019

Beste Joël De Ceulaer


Beste mateke, zou ik bijna durven zeggen, vrij naar de  nieuwbakken jonge socialistische voorzitter Conner Rousseau. ‘Wij zijn uw ‘matekes’ niet, dus hou daar mee op’, liet je hem weten in één van je gekende vlijmscherpe columns in De Morgen. Zie mij, ik tutoyeer je want wij kennen mekaar en zijn dan wel geen vrienden, maar toch zeer bevriend. Als duiding voor de achteloze lezer merk ik op dat jouw vader een echte vriend van me was en in de slipstream leerde ik jou kennen. Alras bleek dat ten huize De Ceulaer de appel niet ver van de boom was gevallen. Je vader, Jos, stond, dan wel niet politiek, heel kritisch tegenover zowat alles en iedereen in de maatschappij. Hij stak dat in zijn dagelijkse omgang niet onder stoelen of banken. Integendeel, soms ironisch of cynisch, soms sarcastisch en veelal lichtjes provocerend maar evenzeer met de voeten vooruit tacklend was zijn taalgebruik. Hij zette menig gesprekspartner op het verkeerde been. In zijn gezelschap was er altijd animo, al bekroop mij wel eens plaatsvervangende schaamte. Aan een ober die een Orval niet op de juiste temperatuur schonk, vroeg hij, wijzend naar het schenkadvies op het flesje, of hij niet kon lezen. Ja, never a dull moment with de Jos. Ik wed dat jij, beste Joël, jezelf heel erg herkent in je vader. Want laten we wel wezen, met je stijl als senior writer van de progressieve krant De Morgen ben je moeiteloos in de voetsporen van je pa gestapt. Bekende medemensen, bij voorkeur politici van zowat alle strekkingen, rijg je aan je vlotte maar vlijmscherpe pen of knijp je dood wanneer je op tv als politiek journalist (jouw) duiding komt geven. Als generatiegenoten – je bent een jaartje jonger dan ik – delen we actief onze bezorgdheid voor politiek en maatschappij. Wanneer we in een lang verleden aan de toog onze visies op mekaar loslieten, ging dat flink botsen. Ja, we waren en zijn beiden links georiënteerd, maar daar houdt het zo wel bij op. Wie wil zien hoe verschillend links kan zijn moet ons maar eens bezig horen. Je gruwt van groen, je beschouwt me als het levend bewijs van het cliché dat groenen boomknuffelaars en luchtfietsers zijn. Je blijft vinden dat we medisch gezien ons heil zoeken in oorkaarsen, klankschalen en homeopathie en je verwerpt in allerhoogste mate ons verzet – ja alleen maar onze kritiek – tegen ggo’s (genetisch gemodificeerde organismes). Vertaald naar vandaag ben jij de zelfverklaarde ecomodernist die alle heil van wetenschap en technologie verwacht. We liepen mekaar pas nog op de Boekenbeurs tegen het lijf en na onze informele, hartelijke en gemeende begroeting veranderde ons gesprek na pakweg één minuut al in spetterend vuurwerk. Jij wenste me succes als ik van deur tot deur zou gaan aanbellen om elke Belg te zeggen dat hij of zij niet meer op reis mag gaan met het vliegtuig en met de fiets naar het werk moet en geen vlees meer mag eten. ‘Hoeveel jaar ga je daarvoor nodig hebben?’, was je retorische vraag er nog achteraan. En ik – op mijn beurt – vroeg me hardop af hoeveel jaar de ecomodernist denkt te wachten op de hocus pocus technologie om de klimaatverandering om te buigen. Ja, Joël, je hebt ons gesprek vast en zeker als opwarmertje gebruikt voor het officiële debat waar je vliegensvlug naartoe moest om met Manu Claeys de degens te kruisen over de toekomst van onze democratie. Op het boek dat je daarover hebt geschreven, en waarvoor ik je proficiat wenste, kom ik zeer binnenkort terug. Met immer bevlogen geëngageerde groet, Ivo.   

vrijdag 20 december 2019

Super-de-Lux

Ticket voor U2 in Herenthout

Door mijn ziekte heb ik de laatste jaren helaas moeten afzien van muziekoptredens en festivals. Met pijn in het hart heeft deze overjaarse new waver Sinner’s Day en W-festival aan zich moeten laten voorbijgaan. Om slechts deze belangrijkste hoogmissen van de donkere jaren tachtig muziek te noemen. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. En dus kocht ik onlangs een ticket voor een optreden van de alternatieve rock/new wave band The Godfathers. Hun LP ‘Hit by Hit’ uit 1986 zit als één van de vele juwelen in mijn platenkast. Het nummer ‘Birth, School, Work, Death’ haalde destijds zelfs enige bekendheid bij het grote publiek. Het optreden was grandioos, nostalgisch en emotioneel. En wel om meer dan één reden. Om te beginnen omdat het een unieke vader-zoon uitstap betrof. Quinten en ik gaan dan wel samen naar het voetbal, maar naar een muziekoptreden, kom nou. Ondanks de generatiekloof die zich ook vertaalt in onze muzieksmaak zag hij The Godfathers toch wel zitten. Overigens gaat hij zelf heel geregeld naar stevige rockoptredens van overwegend jonge bands. Speciaal was bovendien de locatie, namelijk de befaamde zaal Lux in Herenthout*.  ‘De Lux’ was in de late jaren 70 en de jaren 80 de concertzaal voor topbands als – hou u vast – U2, Fischer Z, Madness, The Cure, Herman Brood, Dire Straits, Kevin Coyne, OMD, The Plasmatics, Nina Hagen Band, Siouxsie and the Banshees, Gruppo Sportivo, The Shirts, Tom Robinson Band, Bow Wow Wow, The Triffids, The Sound, The Stray Cats, John Cale, Wreckless Eric, en anderen. Ik was nog maar een tiener toen ik er vele van deze groepen aan het werk zag. Vooral bijgebleven zijn de concerten – binnen dezelfde week - van The Undertones (op woensdag 1 oktober 1980) en The Cure (op zondag 5 oktober 1980) omdat ze zo goed waren en omdat ik heb moeten smeken bij mijn ouders om er naartoe te mogen gaan. Het meest tot de verbeelding sprekende concert in het Kempense Herenthout is evenwel dat van U2. Organisator Gust Spruyt zei daarover ,, Die dag was er een anti-rakettenbetoging in Brussel en nogal wat potentiële concertgangers waren naar de hoofdstad getrokken. U2 is zelfs wat later beginnen spelen, in de hoop dat terugkerende betogers alsnog naar zaal Lux zouden afzakken. Een kaartje kostte toen 250 frank aan de kassa.'' Bono en zijn kompanen kregen toen het typische gerecht dat Gust voor alle artiesten maakte: aardappelen met stoofvlees en sla. ,,Daar hebben we nooit klachten over gekregen, zelfs Bono at zijn bord met smaak leeg'', zegt Gust. Ja, ik was op die drukke dag zowel op de anti-rakettenbetoging als bij het concert van U2. Ik zie de jonge Bono nog voor me, de zaal in vervoering brengend met hun eerste hit ‘I will follow’. En zo stond ik nu, bijna 30 jaar later, met mijn zoon aan mijn zijde, weer in zaal Lux, bescheiden te rocken met The Godfathers. En heerlijk nostalgisch te genieten. En Quinten vond het ook best ok.

Noot: zopas besliste de gemeente Herenthout om de gedateerde zaal Lux nieuw leven in te blazen en om te vormen tot een moderne podiumzaal.

donderdag 12 december 2019

Schijfparkeren (of niet)


Maak nu wat mee. Op een herfstige zondagochtend rijd ik met de auto naar de Boekenbeurs te Antwerpen. Dat ik geheel uitzonderlijk niet voor het openbaar vervoer kies om mijn verplaatsing te maken is op zich al opzienbarend. Die keuze heeft alles te maken met mijn fysieke paraatheid, of beter gezegd het gebrek eraan. Nog gratis parkeerplaatsen zat op de middenberm van de Vogelzanglaan op dit vroege uur. Maar omdat ik zo dicht mogelijk bij Antwerp Expo wil parkeren, sta ik al gauw aan de verkeerslichten van de Jan Van Rijswijcklaan. Ik besluit dan maar langsheen deze drukke baan te parkeren. Argwanend kijk ik rond of dit zomaar mag, gratis voor niets op zondag. Zo lijkt het alleszins en wordt het bevestigd door een chauffeur die vlak voor me uit zijn wagen stapt. Ik kijk voor de zekerheid nog in andere auto’s of ze geen ticket of parkeerschijf op het dashboard hebben. Wanneer dit niet het geval is, wandel ik als occasionele Antwerpse autoparkeerder met een gerust hart naar mijn bestemming.

Wie schetst mijn verbazing wanneer ik in de loop van de namiddag een parkeerboete vind achter mijn ruitenwisser? Dit moet een grap zijn. Maar neen, ik heb wel degelijk een parkeerretributie van € 30 aan mijn broek omdat mijn voertuig geparkeerd staat in een blauwe zone met de verplichte parkeerschijf die ik niet heb gelegd. Een afknapper van formaat.

Later die dag surf ik naar het Antwerpse parkeerreglement. En wat lees ik letterlijk onder ‘Blauwe zone’? Zone Expo: schijfparkeren van maandag tot zondag tussen 9 en 19 uur. Er staat niet ‘tot en met’ en dus is de zondag niet inbegrepen. Ik stuur een beleefde mail met argumentatie dat de retributie mijns insziens onterecht is. Weken later krijg ik een antwoord dat ik verzocht word de boete te betalen, zonder evenwel op de inhoud in te gaan.

Volgt dan de apotheose. Ik bel het Antwerpse ‘parkeerdepartement’ en herhaal mijn argumentatie. De vriendelijke man aan de andere kant van de lijn neemt akte en zegt – om tijd te winnen – dat hij het even moet ‘voorleggen’. Hij zal me terugbellen. Dat doet hij kort nadien ook en dan wordt het hilarisch.

Hij:  Meneer, we hebben het hier besproken, ge hebt gelijk, maar ik kan niets doen aan de boete.

Ik: Ja maar, als jij bevestigt dat ik gelijk heb dan moet ik toch geen boete betalen?

Hij: Jawel , meneer, daar kan ik niks aan veranderen maar we gaan de website aanpassen.

Ik: Nu nog straffer, ik heb niks fout gedaan, meer nog ik heb jullie nu geholpen om te wijzen op een fout op de formulering op jullie website en toch wil je dat ik betaal?

Hij: Maar onze website is juridisch wel in orde.

Ik: Wablief? Nu ga je het naar het juridische niveau tillen.

Hij: Sorry, zo is het mij doorgegeven.

Ik: Kan ik dan even spreken met de persoon die jou dat heeft doorgegeven?

Hij: Nee, dat gaat niet.

Ik: Dan zal ik Bart De Wever er eens moeten op aanspreken, hij is toch al mijn vriend niet.

Hij: Daar kan ik niet op ingaan. Nogmaals sorry, meneer, ik denk dat we het gesprek hier moeten afronden, er zijn nog veel wachtenden.

Tot zover de letterlijke weergave van het telefoongesprek. Moraal van het verhaal: een groene wordt sowieso bestraft wanneer hij de auto boven het openbaar vervoer verkiest om Antwerpen te bezoeken.

donderdag 5 december 2019

Pantomime op de Boekenbeurs


Een bezoek aan de Boekenbeurs staat voor mij gelijk aan een jaarlijkse hoogdag. De deuren gingen open en als één van de eersten glipte ik op een drafje naar binnen. Gewoontegetrouw stap ik in de voormiddag gedecideerd langsheen de stands om boektitels te verzamelen die ik het jaar erna in de bibliotheek ontleen. Vanaf de middag – wanneer de drukte aanzwelt – woon ik meestal een lezing, gesprek of debat bij. Ziedaar mijn strakke plan. Ik noteerde ijverig op mijn smartphone en markeerde daarmee een trendbreuk want alle voorgaande jaren had ik nog pen en notaboekje bij de hand. Vlijtig tikte ik boeken in van Malet, Custers, De Myttenaere, Foer, Klein, Wallace Wells, Luyendijk, Mak, Fatland, Bregman, Westerman, Rotthier, Kishtainy, Harataschwili en nog een handvol andere auteurs van pas uitgebrachte non-fictie (Taak: zoek de titels op!). De leesbuit was binnen. Mijn doel was op het middaguur al bereikt. Voor het spotten van BV’s had ik geen oog gehad, al kon ik niet ontsnappen aan Nathalie Meskens die aan een lange rij fans tegemoetkwam middels het signeren van haar vegan boek. Daar kon ik alleen maar sympathie voor opbrengen. Nog meer sympathie had ik voor Rudi Vranckx die gepassioneerd vertelde over zijn oorlogsverslaggeving in Syrië. Zijn betoog stak schril af tegen het gesprek tussen de ‘buddies’ Jean-Marie Dedecker en Theo Francken dat ik in de namiddag vanop de laatste rij bijwoonde. De stoere macho’s trakteerden het ruim opgekomen publiek op rechtse praat en anekdotes vol zelfbewieroking. Ze maakten zich vrolijk over het succes van hun boeken en deden meewarig ‘over de paar honderd exemplaren die Kristof Calvo weet te verkopen.’ Zat ik me daar te schuifelen op mijn stoel. De gedachte om ostentatief de zaal te verlaten spookte door mijn hoofd. Maar mijn nieuwsgierigheid en de rijen met opgepakte rechtstaande toehoorders achter me beletten me een statement te maken. Ik schudde dan maar af en toe meewarig het hoofd als teken van afkeuring. Vreemd genoeg merkte een jongedame een paar stoelen naast me mijn ergernis op en stuurde met een al even duidelijke afkeurende gelaatsuitdrukking een signaal van bevestiging in mijn richting. Het schiep zowaar een kleine band, in dit door mij gepercipieerde quasi exclusief rechts georiënteerd gezelschap. De pantomime was echter nog niet ten einde. Een andere acteur trad op de voorgrond. Bart De Wever stond de hele tijd als geïnteresseerde toehoorder achter me. Bij het verlaten van de zaal stond ik oog in oog met hem. En hij gaf zowaar een gezichtsuitdrukking annex opwaartse hoofdbeweging van herkenning van ‘ha-wie-we-hier-hebben’ in mijn richting… die ik zo goed als ik kon met totale onverschilligheid helemaal niet beantwoordde.

zondag 24 november 2019

Donut


Fasten seatbelts. Hou u vast. Wat volgt is geen zoete koek. Toch kan het heerlijk smaken. Laten we van wal steken met deze. “We hebben een economie nodig die ons doet gedijen. Ongeacht of die wel of niet groeit.” En niet: “We hebben een economie nodig die moet groeien. Ongeacht of die ons wel of niet doet gedijen.” Indien akkoord, blijf zitten aub. Indien niet, u kan nog uitstappen. Ik heb deze uitspraken opgepikt uit het razend interessante boek ‘Donuteconomie’ van de Britse econome Kate Raworth. Een boek, dat ‘briljant, opwindend en avontuurlijk’ werd genoemd. De basisstelling komt verbazend goed overeen met wat ikzelf al jarenlang tot vervelens toe verkondig. “De economie moet er zijn voor de mens en niet omgekeerd.” Het is wat een groene partij fundamenteel onderscheidt van de traditionele partijen, hoe verder naar rechts, hoe meer. Zo blijven (ultra-)liberale partijen blind geloven in een economisch groeimodel, hoewel het een systeem is dat al decennialang aantoont dat het niet herverdelend werkt. Het zal de aandeelhouders die vette dividenden opstrijken een zorg wezen. Kate Raworth ziet het helemaal anders. In haar boek maakt ze brandhout van de bestaande achterhaalde economische theorieën waarin nog steeds extreme armoede heerst, terwijl de allerrijksten elk jaar rijker worden. Bovendien tasten ze de natuur zo sterk aan dat onze toekomst gevaar loopt. Het alternatief dat de Engelse econome aanreikt is een innovatief model voor de 21ste eeuw. Ze noemt het een radicaal nieuw kompas om de mensheid door deze eeuw te loodsen. Visueel voorgesteld heeft het de vorm van een… donut.  “Het gaat om 2 concentrische cirkels. Binnen de binnenste cirkel – het sociale fundament – bevindt zich menselijke ellende zoals honger en analfabetisme. Buiten de buitenste ring – het ecologische plafond – bevindt zich de aantasting van de planeet, door bijvoorbeeld klimaatverandering en afnemende biodiversiteit. Tussen deze twee cirkels in bevindt zich de donut, de ruimte waarin we, binnen de mogelijkheden van de planeet, kunnen voorzien in de behoeften van iedereen”. De tijd is rijp. Het momentum is er. Laten we afkicken van onze ultraliberale groeiverslaving en opschuiven naar – credits to Kate Raworth – groei-agnosticisme. We staren ons niet langer blind op de fetisj van het bbp (bruto binnenlands product). Of de economie groeit of niet, we don’t care, de economie staat ten dienste van ons allemaal. Voor de agnosten van dit stuk, toegegeven: mijn pleidooi klinkt nogal sloganesk omdat ik je slechts een muizenhapje van de donut voorschotelde, maar ga de uitdaging aan om het boek te lezen en te begrijpen hoe het nieuwe economisch model kan uitgerold worden en vooral: hoe tergend haalbaar het is. Veel intellectueel leesgenot!

zondag 17 november 2019

De sterrewijzer


Op letterlijk een steenworp van waar ik woon staat het voormalig woonzorgcentrum De Sterrewijzer nu al enkele jaren te verkommeren. Of toch grotendeels, want aan één zijde wonen nog enkele bejaarden in hun serviceflat en ook de grote bezieler van het rusthuis bleef er met zijn gezin wonen. Die grote bezieler was een visionair, een man dus met vele briljante en vooruitstrevende ideeën. Zijn Huize De Sterrewijzer opende de deuren in 1997. Het functioneerde op antroposofische inslag op basis van de filosofie van Rudolf Steiner. Van heinde en verre kwamen specialisten uit de zorg dit vooruitstrevende project bekijken en onderzoeken. De pionier, met wie ik als buurman snel bevriend raakte, lichtte mij vol enthousiast zijn verdere plannen toe. Want plannen had hij! Wat gedacht van een initiatievendorpje van projecten die mekaar aanvullen, ondersteunen en verrijken… En waarlijk, een eerste initiatief liet niet lang op zich wachten. De bouw van een houtatelier werd gerealiseerd door jongeren uit alle hoeken van Europa die op zomerkamp kwamen. Verder stonden nog op stapel: een houtskeletbouw voor een kinderopvang, een ‘nieuwe zomerlinde’ voor demente bejaarden en een ‘wereldwerf’ voor jongeren, twintigers, in hun ‘Wanderjahre’. Van die laatste projecten is niets of nauwelijks iets in huis gekomen. Wel moeten voor de volledigheid de volgende realisaties vermeld worden: de opening van café Het Luisterend Oor gerund door de pioniersvrouw evenals het gezellige winkeltje De Zindering. Bekijk het niet te groot want dit alles vond onderdak in een aftandse wooncontainer. Niettemin heb ik er menig biobiertje gedronken terwijl mijn vrouw struinde in het winkeltjesaanbod: van wereldwinkelproducten tot halfedelstenen, kalenders, fijne sjaals en hoedjes van wolvilt. Het café annex winkel opende in 2008 en heeft helaas ook maar enkele jaren standgehouden. Want ja, hoe mooi, gezellig en waardevol project Sterrewijzer ook klinkt in theorie – en het ook deels in de praktijk was! – de afstand tussen droom en daad zorgde voor de uiteindelijke doodsteek. Er wordt beweerd dat de pionier alleen maar een luchtfietser, dromenjager, fantasist was die genekt werd door gebrek aan zakentalent. Dan nog verdient hij mijn grote achting. Maar dat was lang niet bij de andere buren het geval. Laat daarbij nog net een sociale woonwijk palen aan zijn Sterrewijzer. In plaats van zijn project te steunen door een ook een bezoekje aan zijn winkel of café werden hij en zijn vrouw met veel argwaan bekeken. Nochtans was hij voorkomend en vriendelijk ten aanzien van iedereen. Maar de buurt was niet rijp voor ’s mans plannen. En – het moet gezegd – de buurt werd onvoldoende betrokken niettegenstaande enkele schuchtere pogingen. Nu staat het pand grotendeels leeg. Diezelfde buren speculeren over de toekomstige invulling van het gebouw. En dan vallen de woorden ‘vluchtelingen’ en ‘vreemdelingen’. De manier waarop ze worden uitgesproken zegt alles. Gelukkig vallen de woorden ‘brand’ en Bilzen’ niet…   

vrijdag 8 november 2019

Mijn prinses (wordt 18)


Kroonprinses Elisabeth is achttien geworden. De tijd vliegt. Het lijkt nog maar net geleden dat haar fiere papa, huidig koning Filip, haar geboorte wereldkundig maakte met de historische woorden ‘het is een vrouwtje’. Het lijkt ook nog even recent dat, enkele weken later, onze eigen dochter het levenslicht zag. Daarom wil ik even stilstaan bij het heuglijke nieuws der achttienjarigen. En dus niet omdat ik een soort royalty watcher ben, laat staan een monarchy lover. Voor alle duidelijkheid: ik ben ook geen rabiate tegenstander van het koningshuis. Een presidentieel regime kost ten slotte ook aardig wat geld. Ik zie het koningspaar eerder – en haast alleen – als bindmiddel van ons surrealistisch landje, tochtgat aan de Noordzee. Maar ik zou het hebben over ons inmiddels volwassen kroonprinsesje en haar verjaardag.  Die werd in stijl gevierd, in de media (rechtstreeks op meerder tv-kanalen) en in het bijzijn van familie en leeftijdsgenoten. Het ging er luchtig en tegelijk geëngageerd aan toe. De vluchtelingenproblematiek en het klimaat werd door de jongeren aangekaart. De prinses kreeg van de Belgische regering een windmolenpark op de Noordzee als geschenk. Lees: het windmolenpark werd naar haar genoemd. En de immer plichtsbewuste Elisabeth kondigde aan dat het land op mij kan rekenen. Op slag was ik als onderdaan gerustgesteld voor de toekomst. Mijn eigen dochter daarentegen, op een zucht van haar 18de verjaardag, rolde met haar ogen. Ze begreep niks van de hele plechtigheid en kon alleen maar medelijden hebben met haar leeftijdsgenote. “Die wil toch ook maar gewoon op haar smartphone tokkelen en naar foute programma’s op tv kijken”, oordeelde dochterlief. “Laat haar toch gewoon 18 zijn en chillen en shoppen.” Toch – het zal je niet verbazen – heeft mijn dochter ook haar milieubewust kantje. Zo ging het in de Franse les over de salariswagen. De leerkracht vroeg aan de klas, reeds vooruitblikkend  op een latere stap naar het beroepsleven, hoe fijn ze het vooruitzicht op een bedrijfswagen wel zouden vinden. En fier had mijn dochter, als enige, geantwoord dat ze liever een fiets zou krijgen of een busabonnement. Waarop de leerkracht haar tot de Greta Thunberg van de klas bombardeerde. En Enna was er nog fier op ook. En ik vanzelfsprekend eveneens. Ze is dan ook mijn prinses.

vrijdag 1 november 2019

De oude en de nieuwe voorzitter


De nieuwe voorzitter van mijn partij is de oude voorzitter. Meyrem Almaci blijft dus ook de volgende vijf jaar de absolute topvrouw en verpersoonlijking van de Vlaamse Groenen. Dat heeft ze niet aan mij te danken. Nochtans was ik als trouw partijlid zinnens om op het Toekomstcongres waarvoor ik mezelf al lang had ingeschreven mijn stem uit te brengen. Maar misschien niet voor haar. Ik had in mijn agenda de dinsdag vóór het congres ook aangeduid. Dan kwamen de drie kandidatenduo’s op hun Ronde van de Toekomst zichzelf en hun partijvisie voorstellen in Herentals. U raadt het al aan de voorwaardelijke zinsverwoording. Ik heb het allemaal aan mij laten voorbijgaan. Familiale redenen gooiden roet in het eten. En dat zorgt voor een wrange nasmaak. Want al vele wekenlang brak ik mij het hoofd wie van de kandidaten ik graag de leiding van onze partij wou toevertrouwen. De oerdegelijke, ietwat grijze Björn Rzoska of toch maar weer de vurige, flamboyante Meyrem Almaci. Rzoska is ongetwijfeld meer een gewaardeerd politicus en compromisfiguur in het politieke landschap. Hij zou met zijn zachter imago ook meer wervend kunnen zijn. Anderzijds mis ik bij hem – vooral in debatten – de dash om het verschil met andere partijen duidelijk in de verf te zetten. Dat laatste kan je Meyrem zeker niet aanwrijven. Zij is de furie die energie uitstraalt en enthousiasmeert. Maar laat net dat ook haar valkuil zijn. Ze praat – letterlijk – te luid en te veel. Ze komt daardoor bij velen nogal drammerig over. Ja, het tegenbeeld van de bezadigde Rzoska. En moeten we Meyrem afrekenen voor de recente ‘overwinningsnederlaag’ van Groen? Is het sowieso niet beter om na 5 jaar de leiding in andere handen te geven? Maar is Björn Rzoska die mij als politicus minder ligt dan de geknipte man? Ah, hoe graag had ik me niet laten leiden door hun voorstelling op en voorafgaand aan het Toekomstcongres. Maar het heeft niet mogen zijn. Ik vraag me trouwens af waarom de leden fysiek aanwezig moeten zijn om een stem uit te brengen. Ewald Pironet liet in Knack smalend optekenen dat ‘Almaci nog eens voor vijf jaar voorzitterschap werd verkozen met 773 stemmen, terwijl Groen naar eigen zeggen meer dan 12.000 leden telt.’ En hij voegde er, niet zonder ironie, aan toe dat voorzittersverkiezingen een bijzondere vorm van democratie zijn. Intussen zijn de teerlingen geworpen en zal ik me blijven afvragen voor wie ik zelf zou gestemd hebben. Ik zal het nooit weten.

vrijdag 25 oktober 2019

Mieke Appelmans


Ik heb wat gemeen met Mieke Appelmans. Beiden komen we uit een conservatief, diepgelovig gezin. Een Turks-islamitisch migrantengezin in het geval van Mieke – vanwaar die Oervlaamse naam? – en katholiek bij mij thuis. Het ouderlijke nest was warm ondanks de strikte regels. Hardwerkende ouders, traditioneel. Vader was de kostwinner en arbeider in de fabriek en moeder deed het huishouden. We hadden niets tekort, maar zeker ook niets te veel. Werken en zwoegen om rond te komen. In die sfeer groeiden we op. Op de lagere school was ik altijd de eerste van de klas. En dus was ik voorbestemd om het middelbaar te volgen in het college. Dat had wat aanzien in die tijd. Wie naar het college ging, moest wel een bolleboos zijn. Ik kwam zelfs in aanmerking om naar de Latijnse te gaan. Primus inter pares in het college. Maar daar staken mijn ouders een stokje voor. Zij vonden dat ‘de Latijnse’ een voorrecht voor ‘het hoger volk’ (lees: zonen van dokters, notarissen, advocaten, enz.) was, maar niet voor kinderen van ‘het werkvolk’. Zo belandde ik in de Moderne en vervolgens maakte ik het middelbaar af in de Economische. Mieke verging het niet anders. Het advies van zowel PMS als de plaatselijke imam om meisjes uit een allochtoon gezin klaar te stomen voor het huishoudelijke leven werd door haar ouders gevolgd. Mieke zag haar droom om Latijnse te volgen vervliegen. Maar koppig als ze was kon ze vermijden dat ze in de richting Snit en Naad terechtkwam. Mieke voltooide haar middelbare studies – net als ik -  in de Moderne. Daar groeide stilaan mijn politiek besef en werd mijn karakter meer rebels. Tegen de stroom in zwemmen. Detail: gewoon zwemmen hebben we beiden nooit geleerd. De verplichte zwemles was een traumatische ervaring. Mijn ontluikend politiek bewustzijn liet me niet meer los. Het zou me als jonge man op haast natuurlijke wijze bij de ecologische partij Agalev brengen. Mijn ouders begrepen er niets van. Over politiek werd thuis nooit gesproken. Bij verkiezingen werd er CVP (de toenmalige CD&V) gestemd, omdat we katholiek waren. Even protesteerden vader en moeder: “Als je dan toch echt in de politiek wil, ga dan toch bij de CVP.” Maar mijn keuze was gemaakt.  Ook Mieke was nog maar zestien toen de interesse voor de natuur haar omarmde. Met haar rebelse karakter werd ze eerst lid van Greenpeace, WWF en de plaatselijke milieubeweging. De stap naar Agalev was een logisch vervolg. Vanaf dan houden de parallellen tussen ons beiden op. Mijn politieke loopbaan oogt zeer bescheiden. Ik was lange tijd actief op het lokale, groene speelveld.  Achtereenvolgens als sympathisant, actief lid, gemeenteraadslid, voorzitter, actief lid en momenteel passief lid van Agalev tot Groen. Mieke heeft het intussen geschopt tot nationale voorzitter van de partij Groen. Mieke Appelmans is niemand minder dan Meyrem Almaci. Haar voornaam betekent inderdaad Mieke of Maria. Alma is een Turks dialectwoord voor appel (Elma is appel in Beschaafd Turks). Mieke Appelmans dus. Die naam vertrouwt ze ons zelf toe in haar boek ‘Respect is de nieuwe punk’. Een aanrader.

zondag 20 oktober 2019

Te paard naar school


Julie (15) uit Oelegem staat elke dag om half zes op om een uur later de bus te nemen naar Lier. Pas twee uur later is ze op school. Ten minste, als ze bus komt. En die daagt vaker niet op dan wel. Haar broer Lander ( 16) heeft hetzelfde probleem. Hij stapte twee uur te voet naar school omdat de busrit blijkbaar afgeschaft was. Je zal maar een busabonnement hebben bij De Lijn. Julie en Lander zijn geen uitzonderingen. Yasmine (16) uit Grimbergen haalde het nieuws toen ze besloot te paard naar school te gaan omdat haar bus ook weer eens niet kwam opdagen. Daarmee maakte ze een statement dat het nationale nieuws haalde. In de lange rij van ‘busslachtoffers’ past ook mijn eigen dochter. We wonen op amper tien kilometer van school en Enna (17) doet er gemiddeld twee uur over. Ze moet vanuit ons dorp over Herentals om daar over te stappen in een bus naar Geel.  Dat er geen rechtstreekse verbinding is naar een stedelijke hogeschool is op zich al opmerkelijk. Maar dat de bus meer niet dan wel komt opdagen in ons dorp maakt het helemaal moeilijk. Zo stapt dochterlief geregeld naar de bushalte om wat later terug thuis te komen. Gemiste start en een uur later opnieuw proberen. Of, indien papa toevallig thuis is, brengt hij haar naar school. En dan zie ik een gigantische parking met continu af- en aanrijdende auto’s met meestal één enkele student erin. Wat een inefficiënt mobiliteitsgebruik. De carpoolapp(licatie) van de school kan al enig soelaas bieden. Maar mijn dochter wil haar busabonnement kunnen verzilveren. En gelijk heeft ze. Of moet ik overstag gaan en haar toch een autootje kopen? Omdat de vervoersmaatschappij de Lijn in gebreke blijft. Omdat bestuurders zoals Marc Descheemaecker (N-VA) zelf een dikke auto hebben en nooit de bus nemen. Omdat opeenvolgende regeringen besparen op het openbaar vervoer. Omdat niet-groene politici toch geen milieuvriendelijke maatregelen nemen. Ach, misschien moet ik dan maar de aanschaf van een paard overwegen.

vrijdag 11 oktober 2019

Bladblazer


In de straat verderop woont een man, die van zodra de herfst nog maar van ver in zicht is en de eerste bladeren vallen, dagelijks met de bladblazer in de weer is. Ik zie hem nu ook al lang weer bezig, in ware paracommandostijl, herriemakend ten oorlog met – godbetert – gevallen bladeren. Gelukkig woon ik niet helemaal vlakbij. Zijn aanpalende bewoner wordt er knettergek van. Die komt dan al eens troost bij me zoeken. Samen begrijpen we het niet. En Dirk Draulans, de huisbioloog van Knack, al evenmin. Hij vraagt zich ook af wat er toch mis is met afgevallen bladeren. “Ze voeden een bodem, zodat hij geen kunstmatige meststoffen nodig heeft. Ze worden gerecycleerd door prachtige beestjes als pissebedden die het natuurlijk afval verteren en omzetten in meer pissebedden. Die worden vervolgens gegeten door tuinvogeltjes, waarvan een deel de voeding vormt van rovertjes als sperwers. Afgevallen bladeren zijn een essentieel onderdeel van de ecologische voedingscascade in onze tuinen, die kan gezien worden als een natuurlijke vorm van wat wij circulaire economie noemen en tegenwoordig zo koesteren omwille van haar milieuvriendelijkheid.” Helaas zal deze argumentatie bij de bladblazende medemens letterlijk en figuurlijk in dovemansoren vallen. Zijn instrument – indien op benzine – kan tot meer dan 100 decibel aan lawaai veroorzaken. Zelf heeft de man gehoorbescherming op, maar tot ver in zijn straat terroriseert hij de medebewoners. Ik hoor het nog net in mijn tuin. Naast de geluidsoverlast is een bladblazer hoogst vervuilend. Amerikaans onderzoek toonde aan dat één uur bladblazen, aangedreven  met een tweetaktmotor, gelijkstaat met de ozon-uitstoot van een autorit van 1100 mijl (1770 km) met een Toyota Camry bouwjaar 2016. Tweetaktmotoren zijn bovendien erg vervuilend. Dat komt omdat de brandstof wordt samengesteld door benzine en olie te mengen. Die olie brandt dan ook samen met de benzine op. Dat geeft die kenmerkende uitlaatgassen én geur. Door die olieverbranding zit de uitstoot vol met fijnstofdeeltjes. Genoeg redenen om de bladblazer niet te gebruiken, lijkt mij. In mijn tuin liggen herfstbladeren allerhande, maar evenzeer voorjaarsbladjes van de magnoliabloemen. En soms waaien die tot bij mijn aanpalende buren. En die grommen ook over vallende bladeren. Ik hoop van harte dat niemand van hen het in het hoofd haalt om een bladblazer aan te schaffen. 

zaterdag 5 oktober 2019

In Maastricht


Op een terrasje aan de stuwdam van de Gileppe ontmoette ik enkele jaren geleden Gert-Jan Krabbendam. Ik sprak hem aan toen hij er als wielertoerist in een bleekgroen-rood tenue van de Nederlandse politieke partij Groen-Links even halt hield. Al snel voelden wij ons zielsverwanten en wisselden wat ervaringen uit van groene rakkers die aan politiek doen in een stad. Hij in het grote Maastricht, ik in het veel kleinere Herentals. Vandaag bekleedt hij in de stad aan de Maas het ambt van wethouder, zeg maar ‘schepen’, van onder andere Duurzaamheid, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit. Hoewel wij verder geen persoonlijk contact meer onderhielden, zijn we vrienden via de sociale media. En nu we toch naar Maastricht gingen voor een daguitstap, dacht ik plots aan terug Gert-Jan. Terwijl ik er de toerist uithing zou ik met een kritisch oog zijn beleidsdaden onder de loep nemen. Parkeren deden we op de P+R Maastricht-Noord om vandaar voor enkele luttele euro’s met de pendelbus na een tiental minuten het centrum te bereiken. Dat ging vlot en was prima geregeld. Goede punten voor de wethouder. En laat ik het maar meteen zeggen: Maastricht is een hemeltje om relaxed te bezoeken. Geen gemotoriseerd verkeer in de binnenstad, fietsen en al dan niet overdekte stallingen alom aanwezig en dat alles in een gemoedelijke sfeer langs het water. De Maas zorgt net zoals in Luik voor extra uitstraling voor de toerist-bezoeker die, aan de verschillende talen te horen, uit alle windstreken lijkt op te duiken. Maastricht doet niet alleen typisch Nederlands-Limburgs aan, maar heeft internationale allures. Dat heeft het natuurlijk aan haar ligging te danken, maar het Europese Verdrag van Maastricht leek tot in mijn poriën door te dringen. We kuierden door het Jekerkwartier en waanden ons in een Frans quartier Latin. We vleiden ons neer op wellicht het mooiste caféterras van de stad: het zelfverklaarde kleinste café van Nederland, Petit Café Moriaan. In gezelschap van vrouw en dochter monsterde ik straten, pleinen en al dan niet historische gebouwen terwijl zij zich vergaapten aan de etalages in de winkelwandelstraten. We deden ons tegoed aan een vegetarisch slaatje en lieten de alom aangeprezen plaatselijke specialiteit, zuurvlees (‘zoervleis’) gemarineerd in azijn, aan de carnivoren. Op weg naar de pendelbus kochten we nog enkele potten pindakaas in een exclusieve zaak met wel tientallen smaken. Nederlandser vind je het niet. Of het moet zijn in de Febo waar we goedkeurend een vegetarische kroket uit de muur trokken. Misschien moet ik vriend Gert-Jan maar eens een complimentje sturen met zijn stad en zijn werk.

zaterdag 28 september 2019

Naar Maastricht

Randparking Noord in Maastricht 

Voor een daguitstap nemen we bij voorkeur de trein. Dat doen we uiteraard in de eerste plaats uit milieuoverwegingen. Maar, eerlijk gezegd, we zitten niet graag lang in de auto. Na een uur begint de verveling toe te slaan en beginnen zowel mijn vrouw als ikzelf ons te beklagen wat we ons toch aandoen. Toen we – lang geleden – met de kinderen naar zee of naar de Ardennen reden lasten we zelfs een stop in om in twee deelritten de bestemming te bereiken. Ja, bijvoorbeeld eens Luik gepasseerd was het tijd om even halt te houden terwijl de kinderen achterin nog best rustig waren. Sinds vele jaren hebben we ondertussen geen bestemmingen met de wagen meer aangedaan die op meer dan uur afstand van thuis gelegen zijn. Nu moet ik ook wel vermelden dat ons rijcomfort ver onder de hedendaagse autonorm ligt. Niet alleen is ons autootje van formaat en paardenkracht eerder beperkt. Bovendien beschikt het alleen over de standaarduitrusting. Daarmee bedoel ik dat er pakweg geen airco aanwezig is en de radio op slechts één kanaal min of meer zonder veel ruis te beluisteren valt. Enfin, onze daguitstappen met de auto situeren zich alle op maximum een uur van huis. Daar wordt goed over nagedacht. Zo rijden we bijvoorbeeld niet door Antwerpen om filevertragingen te vermijden. En dus zetten we koers naar Limburg of Vlaams-Brabant. We bezochten Tongeren, Sint-Truiden, Zichen-Zussen-Bolder en Leuven (na de ochtendspits), om er maar enkele te noemen. Ja, Leuven zou ook met het openbaar vervoer kunnen, maar die uitstap werd dan weer gecombineerd met een kotbezoek aan zoonlief waarvoor we de auto volgeladen hadden. Onze reisbestemming wordt eerst op de digitale landkaart gekozen en, echt waar, vóór het vertrek wordt via de moderne, technologische middelen (in casu ook Google Maps) de exacte reistijd gecheckt. Zo voldeed deze zomer de stad Maastricht aan onze voorwaarden: gelegen op een uur autorijafstand (de limiet dus!), niet filegevoelig en voldoende exotisch klinkend met bezienswaardigheden op de koop toe. Om 9 uur in de ochtend stonden we vertrekkensklaar, met alleen nog het obligate aftoetsen van de reële reistijd. Wie schetst mijn verbazing dat de normale reisduur van 58 minuten tot aan de noordelijke randparking van de stad verhoogd was tot liefst 1u20 minuten? Reden was een ongeval tussen Genk en Maasmechelen met filevertraging tot gevolg. Spoedvergadering met medereizigers vrouw en dochter. Van afreizen was immers geen sprake. Daar waren we het over eens. Ik schudde plan B uit de mouw. Breda, normaal identieke reistijd (zonder file in en om Antwerpen), ook net over de grens in Nederland en ongetwijfeld een interessante stad een bezoek waard. Mijn reisgenoten twijfelden. Antwerpen doorkruisen zonder file, het wekte argwaan. De oplossing diende zich gelukkig spoedig aan. Google Maps liet de reistijd naar Maastricht bijna minuut na minuut zakken. En na een half uur was de reisduur genormaliseerd en besloten we alsnog te vertrekken naar Nederlands Limburg. Breda kon wel een volgende keer. En ja hoor, het uur was niet eens rondgemaakt toen we onze buitenlandse bestemming bereikten. Klaar voor ons bezoek aan Maastricht!   

maandag 23 september 2019

Voetbalpiraten


Dit gaat over voetbal maar vooral over veel meer. Vorige week boekte FC. St. Pauli een historische zege tegen stadsrivaal Hamburger SV. De kleine cultclub heeft de grote stadsrivaal met 2-0 verslagen. Of David die het van Goliath haalde in de beladen stadsderby. Het startsein voor een immens feest in en om de Reeperbahn, centrum van het nachtleven en thuisbasis van St. Pauli. In mijn jeugdjaren – toen ik ook al het voetbal in de Bundesliga volgde – was ik supporter van Hamburg. Het was jarenlang het enige team dat Bayern München het vuur aan de schenen kon leggen. Met Manfred Kaltz had het een offensieve rechtsachter die prachtige kromme voorzetten – Bananenflanke - kon trappen. Hij was één van mijn voetbalhelden. Van die andere club uit de Hanzestad aan de Elbe, St. Pauli, had ik toen nog niet gehoord. Dat veranderde met het opkomen van mijn politieke interesse. Zo leerde ik dat deze club haast een unicum was in de voetbalwereld. De ploeg en haar aanhang profileert zich als uitgesproken links, tolerant  en anti-fascistisch. Als symbool van hun wat rebelse opstelling draagt St. Pauli een piratenvlag met doodshoofd, de Totenkopf. Het bestuur van de club heeft zich sinds lang expliciet gedistantieerd van vormen van nationalisme en uitingen van rechts-extremisme. Verdraagzaamheid is het credo. Agressie, chaos en hooliganisme worden actief bestreden. Ouderen, vrouwen en kinderen worden graag verwelkomd. Die positivistische  houding van St. Pauli steekt – helaas – schril af met het agressieve beeld dat het voetbal in vele stadions oproept. Zelf ik ben in eigen land al sinds mijn jeugd supporter van Lierse. Ik ben fier op de club in goede en kwade dagen. Maar op de harde kern – de spionkop – ben ik helemaal niet trots. Integendeel, met afschuw moet ik zien en horen hoe deze jongeren massaal met Vlaamse leeuwenvlaggen wapperen – ja, de clubkleuren zijn geel en zwart, maar dat is geen excuus – en in koor de meest schunnige gezangen aanheffen richting scheidsrechter en tegenstander. Vooral als de opponent een Waalse ploeg is moet die het ontgelden. Ik begrijp het niet. St. Pauli en haar supporters tonen dat het ook anders kan. En ook dichter bij ons geeft City Pirates, kleurrijke club uit Merksem, het goede voorbeeld. Niet toevallig wederom een piratenclub met het hart op de goede plaats. Deze Antwerpse club uit de lagere voetbalklasse ‘is much more than football’. Het is een ‘wereldclub’ met meer dan 1100 jeugdspelers met meer dan 80 verschillende nationaliteiten. City Pirates koppelt het sociale aan het sportieve. Sociale werking zit in het DNA van de club. De slagzin “Voetbal is de motor, sociaal engagement de brandstof en diversiteit de kracht” zegt waar de club voor staat. Ik blijf supporteren voor Lierse, maar ook voor alle piraten, in Antwerpen en Hamburg, en hopelijk weldra overal ter wereld.

maandag 16 september 2019

Too good to go


Misschien is het u bekend. Misschien maakt u er ook al gebruik van. Of niet. Dan is wat volgt een kleine openbaring. Too good to go (TGTG) , zo heet het concept. Het idee ontstond in 2016 gelanceerd in Denemarken. Ondertussen bestaat het in zeven Europese landen. Het is even eenvoudig als geniaal: een app waarmee restaurants, bakkers, slagers en supermarkten hun overschotten aan het eind van de dag aanbieden voor een kleine prijs. Tel uit de voordelen. Een win voor het milieu want het eten belandt niet in de vuilnisbak. Een win voor de (lokale) handelaar want hij vermindert niet alleen zijn verspilling, maar kan zijn producten nog verkopen. En hij genereert een groter klantenbestand. En ten slotte een win voor de consument die een product kan aankopen tegen minder dan de helft van de prijs. Zo draagt iedereen bij tot een betere wereld. Sinds maart van vorig jaar bestaat het systeem ook in ons land. Enkele zelfverklaarde ‘gezellige voedselhelden’ konden het niet langer aanzien dat er massa’s voedsel verspild werd. Jaarlijks verdwijnt er alleen in ons land meer dan 3,5 miljoen ton eten in de vuilbak. We verspillen elk jaar zo’n 345 kg voedsel per inwoner. Hiervan wordt maar liefst 15 kg per persoon thuis weggegooid. Hallucinante cijfers. En dus sprongen de Vlaamse voedselhelden op de kar. En of het een succes is. Steeds meer handelaren en restaurantuitbaters registreren zich. Het gevolg is dat het netwerk dichter bij de consument komt. Ja, ook tot ons. Mijn vrouw installeerde de app en deed haar bestelling bij de bakker in het dorp. Niet zo maar een bestelling, want zo werkt het niet. Je bestelt een restpakket, of noem het gerust een verrassingspakket. Tegen sluitingstijd van de winkel ging mijn vrouw haar bestelling ophalen. Als kleine kinderen keken we benieuwd in de broodzakken: acht pistolets en vier koffiekoeken voor slechts 3,29 Euro. Een dag later vond ze ‘apps-gewijs’ een deelnemende bakker in het naburige dorp. Weer lanceerde ze haar bestelling. Dit keer kwam ze thuis met een brood, een croissant, vier koffiekoeken en vier pistolets voor maar 2,99 Euro. Intussen zijn we al goede klant. We doen ons tegoed aan wat de bakker ons over de toonbank aanbiedt en we smullen voor de goede zaak. Zeg nu zelf: wie krijgt hier geen honger van?

Update: Too Good To Go is nu reeds op weg om zijn miljoenste maaltijd te redden. En tal van handelszaken en supermarkten sloten zich intussen aan.

woensdag 11 september 2019

De val van Julen


In januari van dit jaar was heel Spanje – en ver daarbuiten – in de ban van het lot van de tweejarige Julen die in een 110 m diepe en 25 cm brede put was gevallen. Het jongetje liep letterlijk in de val die gespannen was door de eigenaar van een finca  in Totalán (Málaga). De grondeigenaar had de put laten boren in een zoektocht naar water. Wie denkt dat het om een alleenstaand geval gaat, heeft het mis. Volgens officiële cijfers van het Spaanse ministerie van Landbouw waren er in 2017 in het land zeker één miljoen illegale putten. Dergelijke watergaten worden veelal 's nachts geboord bij het licht van de maan, wanneer er geen toezicht is. Daarom worden dit type prospectiegaten in de wandelgangen ook 'pozo lunero' genoemd (maangaten). De 'poceros' boren voor 2.000 euro naar water. Bij succes krijgen ze 4.000 euro. Het illegaal slagen van zoveel putten betekent niet alleen een groot probleem voor de veiligheid, maar ook voor het milieu. Het draagt er in grote mate toe bij dat het grondwater stilaan op raakt. Ik zat dan ook vurig te hopen dat mijn groene vrienden uit Spanje, hoewel nog niet sterk vertegenwoordigd, de zaak politiek zouden aankaarten. Daar moest ik zien achter te komen. En ja hoor, de Spaanse groene partij Equo blijkt deze wanpraktijken al jaren aan te klagen. Zonder succes echter. Woordvoerder Juan López de Uralde ziet de extractie van water als 'een van de ernstigste problemen' waar zijn land mee te maken heeft. Het Spaanse binnenland droogt uit. Nationale parken, natuur- en watergebieden komen droog te staan met nefaste gevolgen voor fauna en flora. Hoe meer vervolgens de waterbronnen leger raken, hoe slechter de kwaliteit wordt van het water dat overblijft. Er hopen zich dan meer zouten en nitraten in op en vandaar dat het water volgens López de Uralde in het grootste deel van het mediterrane bekken van slechte kwaliteit is. Op de vraag of de regering dan niet optreedt reageert de groene voorvechter moedeloos. “Vaak zitten er landbouwbedrijven achter en kijken de autoriteiten bewust de andere kant op.” Kort na de tragische dood van de kleine Julen vond er in dezelfde streek opnieuw een dodelijk ongeval plaats. Een 45-jarige man werd er samen met zijn hond aangetroffen in een met water gevulde schacht. Rond hetzelfde tijdstip liepen 2 kinderen van 4 en 10 jaar verderop in de provincie Granada te spelen. Ook zij troffen een put aan. Miguel, de oudste, nam een steen en liet die in de put vallen. Het duurde seconden voordat ze een plons hoorden. Voor hen liep het goed af. Maar hoeveel tragische ongevallen moeten er nog gebeuren voordat de Spaanse overheid echt ingrijpt? Aan mijn Spaanse groene vrienden om de verantwoordelijken blijvend om actie te verzoeken.

zaterdag 7 september 2019

Liège-Verviers (retour)


Luik, grootstad gelegen langsheen de Maas waarin de Ourthe uitmondt, tussen heuvels die onderdeel zijn van het Ardennenplateau. Klinkt idyllisch, maar de stad kampt – net zoals Verviers – nog altijd met een slechte reputatie. De Vurige Stede blijft associaties opwerpen met een grauwe industriestad van kolen en staal, gehuld in een permanent dik wolkendek als eeuwige mist. Dat beeld klopt niet meer en men doet er alles aan om van de slechte naam af te komen. Helaas begon het flink te regenen, uitgerekend bij onze blijde intrede. Op slag doemde het mistroostige beeld van de stad weer op. Bovendien raasde er een krachtige wind doorheen het hypermoderne station, wat ons er niet van weerhield de tijd te nemen om het kunstwerk te bewonderen. De transportkathedraal is een realisatie van de beroemde Spaanse architect Santiago Calatrava. Die had eerder al zijn – (don’t) mind the joke – sporen verdiend met het ontwerpen van andere spraakmakende stations. We bekeken de koude constructies van staal, glas, wit beton en Belgische blauwe hardsteen. We aanschouwden de monumentale overkapping van 160 meter lang en 35 meter hoog. En we lachten bij het schitterend contrast tussen dit futuristische bouwwerk en de oude, gedateerde trein die ons ter plaatse bracht. Nu we hier toch waren, besloten we om doorheen de binnenstad te struinen, ondanks de felle regen. Zo deden we wat natte indrukken op van de stad en bezochten we de redelijk indrukwekkende Sint-Pauluskathedraal, in Gothische stijl, waaraan liefst twee eeuwen lang werd gewerkt. Even verder lunchten we in het vegetarische eethuis ‘Terre Mère’ vooraleer via een bocht terug naar het station te wandelen. Al vlug doemde het ‘ruimteschip’ voor ons op en weer genoten we van het prachtige lijnenspel van dit architectonische kunstwerk. Wat later gingen we aan boord voor de terugrit. Verviers lag er nog steeds ontspannen bij, ondanks het verhoogde dreigingsniveau. De soldaten bewaakten nog altijd de stationsomgeving. We hoefden niets te vrezen. In deze ontspannen sfeer kuierden we door het centrum, vergaapten ons aan het uiterst multiculturele straatbeeld en kochten – tot instandhouding van een ritueel – een doosje pralines van het gekende merk Leonidas. Om ons op te warmen stapten we een lokale kroeg binnen voor een koffie. Stiekem opende mijn vrouw het gouden doosje en aten we bij wijze van toost op de meer dan geslaagde trip een praline. Puur met vulling.  

donderdag 5 september 2019

Verviers-Liège (aller)


 

Verviers, middelgrote stad gelegen langsheen de rivier de Vesder en aan de rand van de Hoge Venen. Klinkt idyllisch, maar de stad draagt een eerder sombere en onveilige reputatie met zich mee. Daar zal de anti-terreuractie van 2015 niet vreemd aan zijn. In januari van dat jaar werden twee Syriëgangers in de buurt van het station doodgeschoten. Ze werden verdacht van het beramen van een aanslag op het politiebureau. OCAD besliste om het dreigingsniveau te verhogen naar 3. Mijn nieuwsgierigheid naar deze stad en hoe ze gebukt ging onder de actuele situatie was voldoende groot om koers te zetten naar Verviers. Bijkomende reden: we zouden er een city trip naar Luik aan kunnen koppelen. Al lang wou ik eens per trein in het moderne station van Luik toekomen. En dan zou het station van Verviers – naast Brussel en Antwerpen het enige centraal station - het ideale vertrekpunt zijn. Beide stations zijn immers tegenpolen van mekaar. Het station van Verviers is gebouwd in de prachtige stijl van de jaren 30 – het interbellum – van de vorige eeuw. De loketten en de entree bevinden zich nog in de originele toestand. Mede daardoor ademt het gebouw nog een sfeer van vervlogen tijden. Bovendien passeren de spoorlijnen via een dubbele tunnel van 388 m lang, de Chic-Chac genoemd, onder het station door. Het lijkt wel of de treinen opgeslokt worden door het station. We keken onze ogen uit en negeerden de vele soldaten in de buurt die onze veiligheid verzekerden. We opteerden om aan boord te gaan van een boemeltrein zodat de treinrit een half uurtje zou duren in plaats van 20 minuten. Ten slotte waren we toeristen en hadden we voor een keertje de tijd als bondgenoot. Adembenemende groene heuvellandschappen flitsten ons voorbij. Maar ook arbeidershuisjes met slordige tuintjes en koterijen langsheen spoorlijnen ontbraken niet. Via haltes in Pepinster-Nessonvaux-Fraipont-Trooz-Chaudfontaine-Chênée-Angleur naderden we de grootstad Luik. We staken de Maas over en arriveerden in het majestueuze Gare des Guillemins. Zo had ik me onze blijde inkomst voorgesteld.



zaterdag 31 augustus 2019

Merckx en Merckx


Het liet me deze zomer niet onberoerd: het eerbetoon aan (mijn) wielerheld Eddy Merckx in Brussel tijdens de Grand Départ van de Tour de France. 50 jaar na het behalen van zijn eerste Tour-overwinning werd Merckx uitvoerig in de bloemetjes gezet. Het verdiende eerbetoon in stijl werd door een half miljoen wielerfans bijgewoond. Ik keek mijn ogen uit vanuit de zetel, met bij wijlen kippenvel wegens nostalgische emoties. Ja, als kind volgde ik de Merckxiaanse heldendaden al op TV. Toen nog in zwart-wit, maar episch waren de beelden. Ik supporterde voor Eddy, mijn broer voor de arrogante Roger De Vlaeminck. Ik speelde de koersen na met plastic wielrennertjes en zelfs met tientallen knikkers die alle de naam van een coureur kregen. Ook dan trok Merckx meestal aan het langste eind. En o blijdschap, wanneer ik Eddy in het zoveelste pakje Panini-stickers vond. Ik kleefde hem behoedzaam boven de woorden ‘Geboren op 17 juni 1945 te Meensel-Kiezegem’. Ik weet nog dat ik in mijn atlas op zoek ging naar dit exotisch klinkende oord. Meensel-Kiezegem is me later ter ore gekomen vanwege een andere Merckx. Gaston, de nonkel van Eddy, stond in de Tweede Wereldoorlog aan de verkeerde kant van de geschiedenis. Op de warme zondag van 30 juli 1944 was Gaston Merckx met drie Vlaamsgezinde vrienden op weg naar de kermis. Onderweg kruiste hun pad dat van drie leden van de Weerstandsgroep ‘Gewapende Partizanen’. Tijdens die confrontatie werd Gaston door een weerstander doodgeschoten. Het was het begin van een apocalyps in het dorp Meensel-Kiezegem. Een ware zuivering vond plaats met als eindbalans 55 inwoners die het leven lieten in een dorp van nauwelijks 850 zielen. Er bleven 33 weduwen achter en 95 kinderen zonder vader. Het ‘drama van Meensel-Kiezegem’ zou nog jaren nodig hebben om haar wonden te likken. Als kind van de repressie groeide Eddy Merckx op maar verhuisde al snel met zijn ouders naar het Brusselse. Als wielerheld stond en staat hij symbool voor ons land België. In rechtse en extreem-rechtse media wordt hij hiervoor geregeld op de korrel genomen. ‘Van zwartgeboren flandrien tot superbelg’, kopte Het Pallieterke. Zijn uitspraken om het land één en ondeelbaar te houden, zijn bezoeken bij de koning, het wordt bespot en gehekeld. Meer nog, zijn pro-Belgische houding wordt zelfs gezien als een soort Wiedergutmachung voor het collaboratieverleden van de familie Merckx. Ik ben blij dat Eddy geen zwarte is, maar een witte en eigenlijk vooral een gele (truidrager).   

woensdag 21 augustus 2019

De nieuwe zijderoute(s)


Ik heb de voorbije weken mijn blik op de (binnenlandse) politiek proberen te verruimen tot de geopolitiek. Zeg maar de verhoudingen tussen de wereldmachten. Natuurlijk is deze studie letterlijk en figuurlijk ‘wereldomvattend’ en dringt zich een synopsis op. Moeilijk leek me dat niet omdat het steeds weer China was dat zichzelf als spin centraal in het wereldwijde web nestelde. Daar moest ik meer van weten. Ik kende – zoals de meeste mensen – dit onmetelijke land alleen van enkele hardnekkige mythes. Bijvoorbeeld dat de Chinezen alleen maar alles namaken en goedkoop op de markt brengen. En dat ze zichzelf aan het vergiftigen zijn omdat de industrie totaal geen rekening houdt met de gevolgen van het milieu. En dat de economie nog helemaal draait op oude technologieën en men nog nergens staat op het vlak van hernieuwbare energie. En tot slot dat de Chinezen zowat alles eten (voornamelijk dieren) wat eetbaar is. Ik kan je alvast zeggen: er klopt niets (meer) van, behalve dat laatste. Het zijn daarom ook mythes. Wat de Chinese eetgewoonten betreft, ik heb het hier bij ons al moeilijk genoeg om iets vegetarisch te bestellen bij de Chinees. Ooit koos ik maar voor een eenvoudige nasi met groenten, overgoten met zoetzure saus. Na nog maar een paar happen merkte ik toch kleine snippers vlees op. Na een levendige en opgemerkte discussie raadde de chef me aan dat ik het vlees er maar zelf moest uitpeuteren. Ik maakte hem op vastberaden toon duidelijk dat ik dat niet van plan was. Enfin, hij bracht me uiteindelijk met zichtbare tegenzin een nieuwe schotel. Sindsdien bestel ik bij een andere Chinees nummer V27 ‘Vegetarisch gerecht op 3 wijzen: Chinese omelet, groenten op Boeddhistische wijze, chap shoy en vegetarische nasi’. Genoeg gegeten, terug naar de geopolitiek. Om mij inzicht te verwerven, struinde ik het internet af en las ik achtereenvolgens de uitstekende boeken ‘De nieuwe keizer: Xi Jingping, de machtigste man van China’ (auteur: Ties Dams), ‘De nieuwe zijderoutes: het heden en de toekomst van de wereld’ (auteur: Peter Frankopan) en ‘De eeuw van XI’ (auteur: Stefan Blommaert). Het was verhelderende literatuur die steeds uitkwam bij de in 2013 gestarte ontwikkelingsstrategie van de Chinese overheid, genaamd Belt and Road Initiative, beter bekend als de nieuwe Zijderoute(s). Bekijk het geografisch niet te eng, want het overspant gigantische projecten in ondertussen meer dan 80 landen verspreid over de hele wereld, ja zelfs tot in ons land via de haven van Antwerpen. Om en bij de 1.000 miljard Euro wordt geïnvesteerd om in die landen bruggen, wegen, spoorlijnen, havens, luchthavens, pijpleidingen, energiecentrales, etc. aan te leggen, te bouwen of renoveren. Het moet de handel tussen China en de rest van Azië, Europa en Oost-Afrika versoepelen. Natuurlijk speelt er meer. China wil op die manier zijn invloed in de wereld doen toenemen. Het wil zich niet minder dan in het centrum van de macht nestelen. De nieuwe Zijderoute mag dan populair zijn, ze is ook omstreden. Landen met een zwakke economie zouden in een schuldencrisis belanden omdat China onverantwoorde leningen tegen hoge rentetarieven verstrekt. Ook zouden de aanbestedingen ondoorzichtig zijn en uitnodigen tot corruptie. Daarenboven zou China weinig oog hebben voor de schadelijke milieu-effecten van haar megaprojecten. President Xi heeft goed naar de kritiek geluisterd en heeft intussen benadrukt dat China zich zal schikken naar de regels van internationale handel inzake schuldenlast, dat het aanbesteden doorzichtig moet zijn en corruptie uit den boze is en dat de projecten bovendien groen en milieuvriendelijk moeten zijn. Hij speelt het spel slim en sluw. Maar stilaan beginnen meer en meer andere landen en hun (wereld)leiders argwanend te worden. Wat is China van plan? Wil het aantonen dat het een grootmacht is? Of wil hij de armen in de wereld helpen en een nieuwe wereldorde bouwen? Niemand die het weet. En zo blijft het land van de rijzende zon heerlijk mysterieus. En ik blijf het land kritisch bekijken. Net als mijn vegetarische nasi.

maandag 19 augustus 2019

Pukkelpop


Met weemoed denk ik terug aan mijn rijkgevuld muziekfestivalverleden. Heelder bladzijden zou ik kunnen vullen met anekdotes en emoties op tal van optredens en festivals ter lande. Terug in de tijd tot in de vroege jaren tachtig met U2 in Herenthout of all places, het inktzwarte legendarische Seaside festival en het al even alternatieve Futurama (wie kent deze nog?) tot het Rock Werchter van de begindagen met slechts 1 podium. Later maakte ik de geboorte van onder andere Pukkelpop mee. Nooit zal ik vergeten hoe ik nog net een glimp opving van een bijzonder energiek groepje dat vroeg op de dag speelde terwijl ik de songs enkel hoorde bij het aanschuiven aan de ingang. Zo miste ik op een haar na de later wereldberoemde band Nirvana. Overigens was Pukkelpop toen nog een eendagsgebeuren. Festivalcampings moesten nog uitgevonden worden. Maar mochten ze er geweest zijn, jong meisjes hadden er niks te vrezen. Ze zouden in die tijd niet belaagd worden, de Vlaamse vlag in de hand, met flessen urine. Neen, we waren allen alternatief en progressief. Links en verdraagzaam. Wie rechts en Vlaamsch dacht kon gaan vendelzwaaien aan de IJzertoren. Dat extreem-rechts vandaag uit de schaduw van het vredesmonument treedt en – als bewuste strategie – gratis ‘collaboratievlaggen’ uitdeelt zegt veel over de tijdsgeest. Huiveringwekkend is dat veel festivalgangers hier geen graten in zien. Vorig jaar werd er nog gezongen ‘De Congo is van ons’ en ‘handjes afkappen’. Nu marcheren ze met hun racistische gedachtegoed de wei in. Of het Vlaams Belang Jongeren zijn, Schild en Vrienden, Make Vlaenderen Great Again, ze rukken steeds verder op en trachten de massa – al dan niet met de harde hand - in te palmen. Ze ritsen tenten open, op zoek naar klimaatboodschappers. Het roept akelige herinneringen uit nazitijden op. En het volk laat begaan. Ook dat tekent de tijdsgeest. In plaats van een storm van verbazing klinkt een oorverdovende stilte. Vlaams Belang en haar afdelingen en groupuscules zijn aan een rotvaart bezig salonfähig te worden. Het zijn wolven in schapenvacht. En ondanks hun homofobe, racistische en fascistische uitschuivers met de regelmaat van de klok mogen ze ongehinderd hun gang gaan. De media reikt hen zelfs de megafoon. Zo besmeuren ze de ware Vlaamse identiteit en maken schaamte in mij los ‘omdat ik Vlaming ben’.  

dinsdag 13 augustus 2019

Ezelsvellen


Van Chinezen weten we dat ze – om het zacht uit te drukken – rare eetgewoonten hebben. Zo uiten ze hun waardering voor lekker eten door te slurpen en te smakken. Praten met de volle mond betekent dat ze genieten van de maaltijd. In China gebruiken ze ook alles wat er ook maar te eten valt. We denken dan in de eerste plaats niet aan rijst, noedels of lekkere groenten. Wel aan – een greep uit het aanbod - kippenpootjes, eendennekken, koeienmagen, vissenogen, varkensoren, penissen van yak (grote bizon), schildpadden, enzovoort. Slang, gedroogde mier en zeepaardjes worden genuttigd omdat ze zogenaamd potentieverhogend zouden zijn. Overigens staat hond slechts bij een kleine minderheid op het menu, voornamelijk in het zuiden van het land. Nog meer dierengruwel kennen we van de tijger- en neushoornproducten. Nog maar pas vorig jaar heeft China de handel in pakweg de botten, klauwen, snorharen en penis van de tijger terug toegestaan. Idem dito voor de hoorn van de neushoorn. Alle worden ze medische kwaliteiten om bijvoorbeeld kanker te bestrijden toegedicht. Nochtans betreft het hier dieren die met uitsterven bedreigd zijn! In Afrika kenden we naast het stropen van de neushoorn al langer het gruwelijk afmaken van de olifant voor zijn ivoren slagtanden. Wat onder de radar bleef, is het lot van de ezeltjes op het zwarte continent. “Duizenden geraamtes van dieren waarvan de huiden zijn afgestroopt, terwijl de dieren nog in leven waren, stapels van gepekelde en gevouwen ezelshuiden, klaar voor de export naar China”, getuigde een dierenbeschermster. Juist, die ezel die in Afrika al meer dan 5000 jaar het beast of burden is. Het dier wordt levend gevild omdat zijn huid een stofje bevat dat gebruikt wordt in de tradionele Chinese medicijnen. Ik las het hartverscheurende verhaal van een Keniaans boertje, een van de velen, die op een morgen zijn 3 ezeltjes niet meer terugvond. Wat later, met hulp van de buren, kwamen ze uit bij de bloederige ezelskoppen, als overblijfselen van een slachtpartij. Dierenbeschermers waarschuwen dat de ezels in zo’n tempo afgeslacht en verscheept worden naar China dat ze binnen enkele jaren met uitsterving bedreigd zullen zijn. Terwijl ik dit schrijf, hoor ik een oproep van de Vlaamse ezelasielen om te stoppen met het kweken van ezels. De asielen kunnen de opvang van ezels nog amper aan. Toch maar oppassen dat de Chinezen hier geen lucht van krijgen.

Noot: wie het wereldwijde dierenleed onder ogen wil zien, ga naar www.greenworldwarriors.com

dinsdag 6 augustus 2019

De Ronde van Romain

Met het dramatische overlijden van de jonge wielerbelofte Bjorg Lambrecht verdwijnen alle sportieve wieleremoties van de voorbije weken meteen naar de verre achtergrond. Het was nochtans de spannendste en meest beklijvende Tour de France in jaren. Met liefst 3 Belgische ritzeges er bovenop. En met Egan Bernal als sympathieke eindwinnaar. De jonge Colombiaan is een pinkdun mannetje dat weggeplukt lijkt uit een middelbaar onderwijsklas. Ik zag hem van dichtbij in het Herentalse natourcriterium. Hij heeft op korte tijd een heldenstatus verworven in Colombia en ver daarbuiten. Zelf supporterde ik voor Romain Bardet. Hoewel ook medefavoriet liet deze Fransman het voor eigen volk hoofdzakelijk afweten. De sportmedia maakten hem zowat met de grond gelijk. Maar Bardet vocht terug en stond uiteindelijk in Parijs op het podium met de bolletjestrui. Mijn sympathie voor deze renner had eigenlijk niks vandoen met zijn prestaties. Ik werd reeds voor aanvang van de Ronde getriggerd doordat hij werd omschreven als ‘een intellectueel die houdt van boeken en wijn en zich graag uitdrukt in een Frans proza voor gevorderden’. Zeg nu zelf, in de wielerwereld – en bij uitbreiding in de sportwereld – is het met een vergrootglas zoeken naar een atleet met een mening, laat staan een maatschappijvisie. Groot was dan ook mijn verbazing dat deze Romain Bardet in aanloop naar de Tour liever over andere zaken dan het obligate wielerjargon sprak. “Het wielrennen mist een ecologische visie”, opperde hij. Ik wist niet wat ik hoorde. Was dit een losse flodder of was er meer? “Er zijn gewoon heel veel andere dingen buiten het wielrennen die mij interesseren. Duurzaamheid, bewust consumeren, sociaal verantwoord ondernemen… Na mijn carrière wordt dat mijn passie.” En toen kwam hij pas goed op dreef. “Als ik de sliert auto’s zie die achter elke koers aanrijdt, of al die motards, vrachtwagens en rennersbussen rond de koers en hoeveel CO2 die uitstoten... Daar wordt vandaag totaal niet over nagedacht.” Vervolgens maakte hij zich nog druk over de weggegooide bidons en de voedingszakjes in de bermen, de zinloze transporten, het gebrek aan elektrische wagens, de verspilling van voedsel, etc.” En hij sloot staalhard af: “We hebben totaal geen ecologisch bewustzijn.”  Nou moe, ik boog nederig het hoofd voor zoveel moed van een renner die aan de vooravond van de Tour in zijn eigen land deze kritische analyse op de wereld losliet. Ik duim nu al dat Romain Bardet volgend jaar de Tour mag winnen en op de Champs-Elysées een speech naar mijn hart afsteekt. Maar vooral hoop ik dat we Bjorg Lambrecht nooit zullen vergeten.

dinsdag 30 juli 2019

Hittegolven


Dat was me wat vorige week, op weergebied. Noord-Afrikaanse lucht kwam via Spanje en Frankrijk ons land binnengevlogen. Een kanjer van een hittegolf was het gevolg. Nooit gezien, nooit gevoeld. Een hittegolf komt normaal eens in de drie à vier jaar voor. En nu al de tweede op nauwelijks een maand tijd. Vorige zomer was het ook al tweemaal raak. Het gaat snel. Ukkel registreerde de afgelopen week liefst 39,7 gaden. Daarmee verplettert het de 36,6 graden van 1947. Weerman Frank Deboosere kon het zelf amper geloven. Als een record al gebroken wordt is het meestal met 0,1 graden, maar met meer dan 3 graden. Kom nou. De weerman wist met zijn verbazing geen blijf. En hij voegde eraan toe: “De laatste strohalm voor de klimaatnegationisten is nu ook weg.” Eat your heart out, klimaatontkenners. Is er airco in het Schoon Verdiep, Bart De Wever? Was de zeebries nog verkoelend, Jean-Marie Dedecker? Terwijl Goedele Liekens een dubbele beenbreuk viel in op vakantie in Spanje liet haar Begijnendijk het warmterecord optekenen met liefst 41,8 graden. Thuis in de Kempen flirtte de temperatuur met de 40 graden. Zelfs binnenshuis klom het kwik tot boven de 30 graden. We hebben dan ook geen airco en al evenmin rolluiken. Het toeschuiven van de gordijnen bracht weinig soelaas. En met een goed geïsoleerde woning als de onze blijft de hitte dan ook nog eens lang binnen. Het zweet liep me over de rug. De chocolade smolt in de kast. De kat vond geen aangenaam plekje. En mijn vrouw kwam op het onzalige idee om een tweede koelkast te gaan kopen. We fietsten door de hete lucht die – zo leek het – uit een warmtekanon op ons afgeschoten werd. Het straatbeeld oogde leeg. Geen mens op straat, nauwelijks een auto te bespeuren. We moesten lachen om onze impulsieve fietstocht, alleen op de wereld. Om wat schaduw te vangen maakten we een ommetje door het bos. Daar waar het normaal fijn en fris vertoeven is. Daar was nu geen sprake van. En humeurige insecten vlogen ons om het bezwete hoofd. Het deed deugd de geairconditioneerde elektrozaak  te betreden. Met een grapje vroeg ik de verkoopster naar een ijskast om mezelf af te koelen. De deal was snel beklonken. De levering gebeurde snel, net nadat de hittegolf het eindelijk moest afleggen tegen dreigende onweerswolken. De regen die altijd een spelbreker in onze zomer was heeft zich ontpopt tot godsgeschenk.  Wie had ooit gedacht dat we nog zouden smeken om hemelwater? Voor onszelf en voor de uitdrogende natuur. Zelfs voor de laatste klimaatontkenners.  

maandag 22 juli 2019

Drive-inwoning


Mijn neef uit Nederland en zijn echtgenote verkopen hun huis in Helmond. Los van de dubbele alliteratie in de vorige zin is het stekje dat ze verlaten een drive-inwoning. De naam van deze woonvorm wordt voornamelijk in Nederland gebruikt. Volgens Wikipedia noemen wij, Vlamingen, het een bel-etagewoning. Maar het hoeft niet te verwonderen dat dit geen belletje doet rinkelen. Een drive-inwoning is in werkelijkheid een eengezinswoning, in rij aan mekaar gebouwd, met de specificiteit dat de garage zich op het gelijkvloers bevindt en het woongedeelte op de eerste verdieping. Het ziet er uit als een betonnen appartementsblok met slechts enkele woonlagen. De auto woont onderaan, de mens boven. Een soort kangoeroewoning als het ware. Zoals de bejaarde het comfort krijgt om beneden te blijven, krijgt de wagen de beste plek. Op familiebezoek heb ik zelf gezien hoe mijn neef met eega en klein kind zich zijdelings langs de auto wurmden om via een steile en niet ongevaarlijke trap eindelijk hun leefruimte te bereiken. Hoe gek kan je het bedenken. Een architecturale woonvorm van diep in de vorige eeuw die de rode loper uitrolde voor Koning Auto. En hoewel mijn Nederlandse familie nog jong is en goed ter been willen ze op de begane grond gaan wonen. En of ze gelijk hebben. Beter laat dan nooit, dacht ik zo. Tot ik bij mezelf dacht dat ik zelf al bijna 30 jaar in een ‘auto-huis’ woon. Samen met mijn vrouw ben ik al zo lang eigenaar van een zogenaamde splitlevelwoning. De benaming is veel minder bekend dan het uitzicht van de bouwstijl. Officieel heet het een huis te zijn waarbij de vloeren een halve verdiepingshoogte van elkaar verspringen. In de praktijk zie je veel gelijkaardige huizen waarbij naast de gelijkvloerse garage de woning, hoger gelegen en met een trap, te bereiken valt. Boven de garage bevinden zich meestal één of meerdere slaapkamers. Zo is het ook bij ons. Weliswaar hebben wij de auto al lang de garagedeur gewezen en blijft hij dag en nacht, winter en zomer, buiten op de oprit. Zo hebben we bijkomende bergruimte en mensencomfort in het huis gecreëerd. Kwestie van de woonprioriteiten te herschikken volgens onze auto-logica. En ik hoop dan mijn Nederlandse neef snel een leuk mensenhuis vind.