vrijdag 29 maart 2019

Ikea en ik


Ik geloof dat ik zopas voor het eerst naar (de) Ikea ben geweest. En het is me niet eens tegengevallen. Tot voor kort dus heb ik deze Zweedse winkelketen angstvallig vermeden. Wellicht wederom principieel en bevooroordeeld, zoals ik een gloedhekel heb aan multinationals die lokale, regionale of zelfs nationale bedrijven de markt uitprijzen. In het geval van Ikea komt daarbij dat ik een kluns ben met twee linkerhanden die alleen weet wat hij kapotgemaakt heeft en niet wat hij ooit gerepareerd heeft. Ik mag dan wel geen handige harry zijn, gelukkig gaat mijn echtgenote geen meubelbouwpakket uit de weg. Ze overtuigde me dus na zoveel jaren om haar te vergezellen naar (de) Ikea. Met de nodige argwaan en kritische blik stapte ik de winkeltempel binnen. Het viel me dadelijk op hoe netjes en geordend de woonketen was ingericht. Haast alle bezoekers volgden de ‘long natural path’ zodat je niet op tegenliggers botste. Wanneer iedereen in dezelfde richting gaat, heb je niet de indruk dat er te veel volk aanwezig is. Mooi gezien van (de) Ikea! Wat me ook opviel was dat hele keukens, woon- en slaapkamers waren uitgestald, ongetwijfeld om meer gezelligheid te creëren en vooral om aan te zetten om de hele display met kussentjes en vaasjes tot knuffels toe aan te schaffen. Weer mooi bekeken van (de) Ikea.  En dan is er natuurlijk het restaurant. Een ware voltreffer. Schijnbaar is één van de populairste producten… het ontbijt. Honderden ontbijten gaan dagelijks over de toonbank. Ik laat me vertellen dat veel mensen alleen daarvoor naar (de) Ikea komen. Het succes is vooral te danken aan de superlage prijzen. Ontbijten voor letterlijk enkele euro’s, lunchen voor minder dan 10 euro. Ik bestelde Zweedse vegetarische balletjes met tomatensaus en risotto voor een prikje en het smaakte alsof het duurder was. Met een gevulde maag zochten we verder wat we nodig hadden. Daar waar in mijn perceptie Ikea-meubilair nogal krakkemikkig was, bleek dat in de realiteit van degelijke kwaliteit. Ik noteerde gedwee wat mijn vrouw beviel en beval. ’s Anderendaags werd het van thuis uit computergewijs besteld. Handige harriët mag haar mouwen opstropen voor de montage. Zelf blijf ik zitten met een positiever gevoel over (de) Ikea dan mij lief is. Wie weet ga ik er binnenkort wel ontbijten.

zaterdag 23 maart 2019

Wit konijn

Ik heb niets tegen witte konijnen. Wel integendeel, ik heb er zelf één. Niet spierwit maar met enkele bruine vlekken. En het is eigenlijk niet mijn konijn, maar van de kinderen toen ze nog kind waren. Een overlever, dat brave diertje in zijn hok. Konijn lijkt het naar zijn zin te hebben. Zelfs wanneer het deurtje openstaat, doet het geen moeite om het – tja ik kan het ook niet helpen – ‘hazenpad’ te kiezen. Die ambitie heeft het niet. Helemaal het tegenovergestelde van witte konijnen in de politiek. Want die bestaan ook. Voor niet-ingewijden: het betreft de BV’s in de mensensoort die gegeerd zijn door de politieke partijen om op de verkiezingslijst te pronken in de hoop dat ze veel stemmen halen (en verder niet zo heel veel moeten). Omdat de volgende verkiezingen zo stilaan naderen komen de witte konijnen weer in beeld. Zo bijvoorbeeld de welbespraakte voormalige TV-ster Goedele Liekens. Zelf omschrijft ze zich als psychologe, seksuologe, programmamaakster en goodwillambassadeur bij de Verenigde Naties. Het konijn heeft de lichtbak gezien en zich laten vangen door de Open VLD. Dat is op zijn zachtst gezegd een vreemde keuze. In het recente verleden ‘bedankte ze God nog op haar blote knietjes’ dat ze niet in de politiek is gestapt ‘omdat ze als VN-ambassadrice veel meer kan verwezenlijken’. Einde citaat. Ze bekende dat ze niet voor de politiek in de wieg gelegd was. Had ze ten andere lang geleden niet de boot afgehouden voor de socialist Steve Stevaert? Maar net als de bok kan een konijn blijkbaar ook gekke sprongen maken. Goedele voelt zich nu klaar om politiek actief te worden. Voor haar motivatie put ze – zoals het een konijn betaamt – uit het vertrouwelijke dierenjargon. “Ik ben een Brabants trekpaard”, vertrouwt ze ons toe. Wablief? Ze verduidelijkt dat de diplomatie werkt zoals het Brabants trekpaard van haar grootvader. “Het ploegde rustig voort, tot het veld vruchtbaar was.” Diplomatie is dus synoniem van geduld, vindt la Liekens. En nog meer dierenplezier om haar diplomatieke ervaring te duiden. “Hoe eet je een olifant op? Stukje bij beetje”, stelt ze vol zelfvertrouwen. Over haar talenten moeten we ons alvast geen zorgen maken. Maar vanwaar haar keuze voor de Open VLD? “Dat is eigenlijk bijzaak zeker”, klinkt het verrassend. We moeten het als een misplaatst grapje zien. Want ze is ‘filosofisch liberaal van gedachte’. “De vrijheden, zelf je dromen kunnen waarmaken, daar geloof ik in”. Meer is er niet nodig voor een ideologische partijkeuze. Zou Goedele weten dat bijna alle witte konijnen geen lang leven beschoren zijn? De vele parlementaire rammelaars (mannelijke konijnen, ook rammen genoemd) en Vlaamse reuzen zullen haar wellicht met haar en huid opeten. De voedsters (vrouwelijke konijnen, ook moeren genoemd) zullen haar serveren met pruimen. Ik blijf mijn eigen overjaars wit konijn ondertussen met liefde verzorgen.






















































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































maandag 18 maart 2019

Les(s) is T. More


Ik zette mij neer tussen de tientallen studenten op het met tapijt beklede zitgedeelte van de agora. Liefst 36 jaren waren voorbijgevlogen en nu was ik weer in de campus van Thomas More in Geel. Het was mijn dochter die naar aanleiding van een openlesdag me gevraagd had haar te vergezellen. In het kader van haar studiekeuze na het middelbaar streken we hier neer. Het duurde niet lang of de herinneringen vlogen als wilde vogels mijn brein binnen. In al deze jonge mensen rondom mij zag ik flarden van mijn studententijd terug, vaak helder, soms vaag. En zoals mijn jeugdvrienden in de kroeg stoer en positief – en heel selectief – zalige verhalen uit hun legertijd opdisten, zo leek het alsof de zon altijd scheen wanneer ik student was. Wij brosten wat af. Quality time. Kleurenwiezen in de cafetaria. Uitstapjes naar de stationsbuurt in Geel om pinten te drinken. Maar ook de lessen volgen die de nodige aandacht vereisten. Of die amusant waren. Uitschieters op dat laatste vlak waren de lessen Recht van de plaatselijke advocaat René Beckers. Goed van de tongriem gesneden praatte hij uit de losse pols het ganse lesuur vol met familie- en echtscheidingszaken uit het leven gegrepen. Daarbij onderhield hij ons met allerhande anecdotes die – zo staat het mij helder voor de geest – vaak een seksuele connotatie kenden. Ik kon me niet van de indruk ontdoen dat de man het lesgeven als een betaalde hobby uitoefende. Beckers was ook een tijdlang politiek actief bij de Geelse liberalen. Een andere opvallende docent was Ludo Helsen, toenmalig Bestendig Afgevaardigde van de Provincie Antwerpen en volbloed CVP-er. Niet enkel vanwege zijn indrukwekkende verschijning. Net zoals advocaat Beckers deed hij zijn best om het lesgeven als een aardige bijkomstigheid en afleiding voor zijn drukke en belangrijke politieke verantwoordelijkheid aan de top van onze provincie voor te stellen. Systematisch kwam de heer Helsen toe op de rand van het academische kwartiertje zodat zijn lessen afwisselend wel en niet doorgingen. Hij doceerde het vak Duits op een drafje en keek niet op een al dan niet relevante anekdote meer of minder. Andere docenten waren saaier, maar meestal strenger en meer gemotiveerd. De herinneringen aan hen zijn zo goed als vervlogen. Het is immers zo lang geleden. Ik was zelfs – samen met andere leeftijdsgenoten - de eerste student die toen de gloednieuwe campus betrok. De eerste schooldagen was de campus nog niet helemaal ‘up and running’, maar na een week (of twee?) vond de verhuizing vanuit de stationsomgeving plaats. Nu ik hier weer zat, merkte ik dat niet zo heel veel veranderd leek. De agora van destijds was ‘basically’ nog dezelfde. Toen was de campus helemaal elementair. Nu was het geheel wat aangekleed. Op modern en kleurrijk zitcomfort tikten studenten op hun laptop of bekeken ze hun smartphone. Sommigen liepen de campusshop binnen voor studiemateriaal. Anderen lazen info af van verschillende TV-schermen. Ter ontspanning speelden enkele jongens tafeltennis, biljart en  kicker. De ruime refter voor de warme maaltijden werd druk bezocht terwijl verschillende drank- en snackautomaten gretig producten uitspuwden. Zelfs een fancy Star Bucks koffieapparaat was aanwezig. Enfin, een tegemoetkoming aan de noden van vandaag, zeg maar. Ik bekeek het allemaal goedkeurend, met de blik van de oudere man. De tijd verstreek en mijn dochter kwam blijgezind uit de openles. Benieuwd of ze in vaders voetsporen zal treden.    


zondag 10 maart 2019

Mollentelweekend


Ik kijk naar mijn gazon en merk dat er ook nu geen molshoop te bespeuren valt. Zou mijn tuin dan toch niet zo’n gezonde en vruchtbare bodem hebben als ik denk? Want mollen hebben een goed functionerend ecosysteem nodig om te overleven. De aanwezigheid van een mol betekent dat je goede grond hebt, niet te nat en niet te droog. Daar kan de mol diep graven naar regenwormen. Daarnaast eet hij ook slakken en larven van (schadelijke) insecten die schade aan je moestuin kunnen toebrengen. En hij doet ook nog eens aan grondverbetering: hij belucht de grond en mixt humus uit de bovenlaag met de diepere onderlagen. Om maar te zeggen dat een mol in je tuin oké is. Anders gezegd: er is geen reden om de mol te mollen. En toch. De meeste mensen zijn geen fan van de mol. Behalve als het een TV-programma is. Dat komt omdat het graafwerk van de mol gepaard gaat met hopen aarde op het gemillimeterd gazon. Genoeg om de oorlog te verklaren aan het diertje. Zo ging mijn vader in mijn kindertijd de mol te lijf met een spade. Ik zie hem nog staan, minutenlang stil en stokstijf, tot het hoopje aarde bewoog. Met een welgemikte spadesteek schopte hij het wroetende dier uit de grond en sloeg het met de platte kant van de spade morsdood. Het klinkt barbaars, maar het begrip ‘dierenwelzijn’ moest nog uitgevonden worden en dieren waren in die tijd synoniem voor beesten. Mijn vader was een specialist en heeft vele mollen verschalkt. Maar eigenlijk was het een maat voor niets. Mollen verdelgen mag er dan wel voor zorgen dat je de bouwers van een gangenstelsel verwijdert, het gevolg is dat het vrijgekomen territorium snel door een andere mol wordt ingenomen. De mol proberen te verjagen door het inzetten van al dan niet inventieve technieken is ook schering en inslag. Strychnine, zwavelrookbommen, calciumcarbid, de molblaster: je kan het zo gek niet bedenken of het werd al tegen de mol ingezet. Van de middeltjes uit grootmoeders keuken zijn knoflookteentjes, peper en zout, pindanoten en zelfs mensendrollen in een molshoop steken qua originaliteit het vermelden waard. Ook de bodem uit een PET-fles snijden en die fles dan omgekeerd in de gangen plaatsen is een veel beproefde techniek. Het moet gezegd: het is allemaal weinig efficiënt. Er bestaan echt wel methodes waarmee de ‘mollenoverlast’ kan beperkt of vermeden worden, maar daar ga ik begrijpelijkerwijs niet op in. De beste methode is te leren leven met de mol. Misschien tegen beter weten in hou ik dit weekend mijn gazon toch in de gaten. Het is namelijk ‘Mollentelweekend’. Natuurpunt heeft opgeroepen om – in navolging van het jaarlijkse Vogeltelweekend – mee waarnemingen te verzamelen om een beter zicht te krijgen op de verspreiding van de mol in Vlaanderen. Ik vrees dat ik geen bijdrage kan leveren. En u?

vrijdag 8 maart 2019

Mijn nummerplaat


Het aantal gepersonaliseerde nummerplaten in 2018 is verdrievoudigd ten opzichte van 2017, las ik in de krant. Dat de prijs halveerde tot 1.000 Euro zal het succes grotendeels verklaren. Voor alle duidelijkheid: zelf heb ik geen gepersonaliseerde nummerplaat en ik heb het ook nooit overwogen. Of misschien heb ik er wel één. Mijn nummerplaat – merk op hoe ook ik me helemaal met mijn auto vereenzelvig – begint met de letters PUB gevolgd door enkele willekeurige cijfers. Met enige zin voor fantasie zou ik kunnen stellen dat de lettercombinatie verwijst naar mijn auto als gezellig cafeetje. Het zou ook ludiek kunnen aangeven dat mijn autootje maar een PUBer is tussen de veelal grotere wagens. Enfin, allemaal te ver gezocht. Ik heb niets met mijn nummerplaat en ben al blij dat ik ze uit het hoofd ken. Dat gaat niet op voor onder anderen de pakweg 5.900 Belgen die in 2018 hun favoriete nummerplaat kozen. Die bestaan – naast een beperkt aantal keurige burgers – uit voornamelijk patsers – wegegoïsten -  en voorts zakenlui, flauwe grapjassen, sexisten en zelfverklaarde emotionele familiemensen. Een bloemlezing: op kop de BATMAN-1 van de tot Batmobile omgebouwde zwarte Volkswagen Scirocco. Opvallend veel Porsches gespot met ‘agressieve’ kentekens als GRRR, FCUK-OFF, CATCH-ME, GEHAAST, NO-TIME en VROOOOM. En natuurlijk kunnen BADBOY en RAMBO niet ontbreken. Stuk voor stuk hardrijders op het uiterst linkse rijvak die tegen te hoge snelheid mij voorbijscheurden. En jammer genoeg nooit een politiewagen met kenteken IKPAKJE in de buurt. Eerlijk is eerlijk: naast de macho-kentekens zoefde ook een witte Porsche Cayenne met de neutrale nummerplaat NR-PLAAT mij voorbij. Aan het andere eind van het kentekenspectrum kwam ik de ‘zachte’ nummerplaten tegen. Dan klinkt het zeemzoet LIEVEKE, SCHATTEKE, SUSKE, POEPIE en BABY. Nog een stapje verder en je komt bij SEKS-069. En een dame in een knalrode Ferrari noemt zichzelf RACEMUIS. Zakenlui durven met een bestelwagen WAF-WAF rond te rijden, ten minste als ze zichzelf een dierenspeciaalzaak noemen. Of wat de denken van groothandel in groenten en fruit Claessens te Antwerpen? Acht vracht- en bestelwagens rijden met nummerplaten BANAAN, WORTEL, RODEBIET, PREI, SELDER, AJUIN, ANANAS en BROCCOLI doorheen het land. ‘Mensen herkennen ons erdoor en dat komt de zaak alleen maar ten goede’, verklaarde de zaakvoerder. En hij betreurde dat APPEL niet meer vrij was omdat een Range Rover ermee aan de haal is, maar zijn volgende voertuig zou beslist  een AARDBEI zijn. (Nog) onder het mom van humor - categorie zelfspot - kwam ik grapjassen tegen met BENTLEY op een Twingo of TRUT op een Fiat bolhoed. En wie haalt het in zijn hoofd om met HIHIHI en HAHAHA rond te toeren? Als mensen ons voorbijrijden, gaan er heel vaak duimen omhoog', getuigde het eigenaarskoppel fier in een krant. 'Al die glimlachjes rond ons, dat is het geld meer dan waard.' Tja, ik kan er dan wel niet bij met mijn hoofd, maar dat is ook niet nodig. Elk diertje zijn pleziertje. En elk baasje zijn nummerplaat.


zaterdag 2 maart 2019

Okapi

We hebben een konijntje dat ik iedere morgen liefdevol voer. En we hebben de facto een kat van de buren die hier resideert en bij de minste kier van de deur binnenglipt. Konijn en kat zijn dan ook onze lievelingsdieren. Algemeen genomen heb ik weliswaar een boontje voor de okapi. Je weet wel, dat prachtige dier met zijn pure chocoladen vacht met witte strepen op de billen en de poten, zoals bij een zebra, maar toch is hij verwant met de giraf. Die strepen zijn trouwens uniek bij elk dier zoals vingerafdrukken van een mens. Met zijn lange blauwe tong en relatief lange nek heeft hij zijn bijnaam van bosgiraf niet gestolen. Dat bos bevindt zich uitsluitend in de regenwouden van Congo. Het Ituri-woud herbergt niet alleen de okapi maar het is ook het leefgebied van de pygmeeën. Jammer genoeg zorgt de massale bosontginning ervoor dat de kleine jagers-verzamelaars het woud uitgedreven worden. Het is intriest te zien hoe deze oorspronkelijke bewoners van het regenwoud zich nu in kampen moeten vestigen en hun ‘heilige’ bos moeten verlaten. Ook voor de okapi is de boskap nefast. De laatste 10 jaar alleen al is de populatie met de helft afgenomen. Hun huidige aantal zou nog ongeveer 15.000 exemplaren bedragen. De vraag wordt openlijk gesteld of we binnen 10 jaar nog okapi’s zullen vinden in Congo. Gelukkig is er het Okapi Conservation Project (OCP) dat tot doel heeft het tropische regenwoud met zijn okapi’s en de lokale Mbuti-pygmeeën te beschermen. In 1992 heeft het OCP een wildlife reservaat van 13.700 km² opgericht dat enkele jaren later tot Werelderfgoed werd uitgeroepen. Hulde aan deze organisatie! In gevangenschap speelt de Antwerpse dierentuin een voorname rol in het voortbestaan van de okapi. De ZOO Antwerpen is de internationale stamboekhouder van de okapi’s en voert de coördinatie van het kweekprogramma binnen Europa. Dat betekent dat ze alle gegevens van alle dieren van de hele wereld verzamelt om te bepalen welk dier met welk dier in Europa mag paren om genetische diversiteit te bewaren. Ziedaar de verklaring waarom ik een haat-liefde verhouding heb met dierentuinen. En laat net nu weer een okapi geboren zijn in Antwerpen! De pasgeboren Ubundu is de zoon van Bondo, de okapi-man met de belangrijkste genen van alle okapi’s in dierentuinen over de ganse wereld. Mama Lindi en baby stellen het wel. Naast papa Bondo maken de vrouwtjes Antonia en Yenthe het vijftal Antwerpse okapi’s rond. En dan ga ik nu maar eens op kraambezoek.