zaterdag 21 november 2009

De grijze muis van Europa

Mijn zoon (6de leerjaar) klonk ontgoocheld toen hij gisteren moest antwoorden op mijn vraag hoe het op school geweest was. Aarzelend biechtte hij op dat hij een onprettige ervaring achter de rug had. De meester had gevraagd of iemand wist waarom het een belangrijke dag was. Zoonlief had onmiddellijk zijn vinger opgestoken en gezegd ‘dat mijn papa vandaag jarig is’. Algemene hilariteit in de klas. Helaas, het was niet dat wat de meester bedoelde. En niemand wist het antwoord, zodat meester Tim zelf maar openbaarde dat een Belg als eerste president van Europa werd benoemd. Ik troostte mijn zoon met het argument dat Herman Van Rompuy trouwens een dag eerder dan op mijn verjaardag werd uitverkoren. “Had jij zelf de president van Europa willen worden?”, bleef hij bij het onderwerp. “Misschien was dat ooit wel zo”, verraste ik hem. En ik vertelde dat ik al op mijn 20ste een meer dan gewone belangstelling had voor Europa en haar instellingen. Ik reed zelfs op een winterse zondagmorgen met een cassetterecordertje in de wagen naar Schoten om er mijn toenmalige held en groen Europarlementariër Paul Staes te interviewen. War later ging ik op mijn eentje op bezoek bij de groene fractie van het Europees Parlement. Ja, ik herinner me nog het doolhof van grijze gangen tot ik op de ‘groene’ verdieping kwam waar de muren vol anti-nucleaire en andere strijdvaardige posters hingen. Ik maakte praatjes met de medewerkers van mijn held en betrad stiekem de immense zaal waar de plenaire vergaderingen plaatsvonden. Ik keek er naar de naambordjes en droomde even weg bij de gedachte dat… “Maar, president van de Europese Unie, neen, dat nu ook weer niet”. “Maar jij spreekt toch vele talen”, probeerde mijn zoon nog. Voor die voorwaarde viel misschien nog iets te zeggen, maar voor een andere helemaal niets. Ik vertelde hem over het onbeschreven blad, de grijze muis en het talent voor compromis. “Dan zal er nooit een groene voorzitter van Europa zijn”, klonk het met spijt in zijn stem. Maar snel vermande hij zich en hij zei dat hij van van grijze muizen (in de politiek!) niets moet weten. Hij vond het maar beter dat ik duidelijke standpunten blijf innemen, al varen we daarmee meestal tegen de stroom in en kiezen we niet voor de weg van de minste weerstand.

donderdag 19 november 2009

Mijn gulle straat

Het zat me behoorlijk dwars dat ik op de heilige 11-11-11-zaterdagvoormiddag een verplichte afspraak had waardoor ik voor het eerst sedert jaren niet op stap kon gaan om te gaan verkopen voor het goede doel. Het was al bijna middag toen ik eindelijk thuiskwam. Ik hulde mij alsnog in mijn rode plastic jas met het opschrift ‘Ik vecht tegen onrecht’ en spurtte de straat op. Ik had dus haast en besloot mijn gebruikelijk parcours wat in te korten. En om niet nog meer tijd te verliezen nam ik me voor om dit jaar – per uitzondering – niet aan te bellen aan de huizen waar ik uit ervaring van wist dat er niets te vangen viel. Die adressen ken ik onderhand na al die jaren wel. Ik hoopte vurig dat op alle andere plaatsen de mensen gul in de geldbuigel zouden tasten. Al was dat hoogst onzeker, ’t is crisis, weet je wel. En toch, mijn doelgerichte tocht werd een succes zonder weerga. Al aan de eerste voordeur werd ik begroet met ‘Hoeveel moet jij hebben?’. Even vanzelfsprekend was mijn komst op een volgend adres. ‘We waren ons nog juist aan het afvragen of je niet meer zou komen’. Nu was ik wel in mijn eigen straat en dat heeft zo zijn voordelen. De buren kennen me uiteraard en niet één keer werd ik met lege handen doorgestuurd. Wel integendeel, ‘laat de overschot maar zitten’, kreeg ik tot tweemaal toe gulhartig te horen. Het obligate praatje over de kinderen, het voetbal en – soms – de politiek nam ik er graag bij. Halfweg was mijn lading cacaopoeder al uitverkocht. Maar ook de sleutelhangers en kleurstiften – alles aan 6 euro – gingen vlot van de hand. Niet één keer moest ik een kritische bemerking pareren. Niet één keer stootte ik op tegenstand. En die vriendelijke vrouw die zei ‘dat ze al gekocht had’ bedankte ik even vriendelijk. En die charmante heer wiens vrouw met al het geld naar de winkel was nam ik ook niks kwalijk. En evenmin kon ik het de mensen euvel duiden dat ze op deze drukke zaterdagmiddag niet thuis waren. Soms zag ik schimmen achter de bewegende gordijnen maar dat kwam wellicht omdat ik al wat moe werd en stilaan honger kreeg. Toen beëindigde ik mijn rondgang want honger is een onrecht. En een werknemer is ten slotte geen gereedschap.

zondag 15 november 2009

Vedettenparade

De Boekenbeurs dreigt het slachtoffer van zijn eigen succes te worden. Dat was althans de indruk die ik had tijdens mijn bezoek. Het mocht dan wel Wapenstilstand zijn, in de namiddag vocht ik me letterlijk een weg door de massa om in de nabijheid van mijn geprefereerde literatuur te geraken. Mijn vrouw doorstond een claustrofobische aanval en de kinderen werden in veiligheid gebracht in één van de vele creatieve speel/leeshoeken. In de voormiddag konden we nog wel genieten van de rijke oogst van het Nederlandstalige schrijverslandschap. Ik noteerde gewoontegetrouw veel te veel titels van non-fictieboeken die ik weer eens niet zal lezen. Toch is het de beginstap richting het verschaffen van mijn intellectueel genot gedurende vele avondlijke leesuren. De drukte mocht dan wel op mijn zenuwen werken, de gedachte dat nog vele Vlamingen in het jachtige televisietijdperk de tijd nemen om te lezen was balsem op de wonde. Helaas kunnen we er dan weer niet om heen dat vooral boeken van TV-koppen het goed doen. Zelden zag ik zo veel BV’s op een kluitje. Ik wurmde me een weg doorheen topauteurs als Goedele Liekens, Steph Goossens, Wendy Van Wanten, Marcel Van Thilt, Greet Rouffaer, Joyce De Troch die signeerden als ware popidolen. Ik liep Jean-Pierre Van Rossem bijna tegen het lijf en zag hem voor het eerst in mijn leven rechtop staan en zonder sigaret. Hij zag er magerder uit dan ooit, zat proper in het pak en droeg zijn haar nog steeds lang maar in dunner wordende grijze slierten. Ik voelde de zin opborrelen om hem aan te spreken, maar een man vóór me deed dat in mijn plaats en begon Van Rossem wat gal in het gezicht te spuwen. Even verderop sleurde Paul D’Hoore met dozen vol met zijn boeken tot hij hele okselvijvers kweekte. Die voelde ik bij mij ook opkomen, wat het sein was om de vedettenparade te verlaten en buiten de kilte van de herfst op te zoeken.

donderdag 12 november 2009

Wie wat whererabout?

Nu ik ten behoeve van mijn vrouw zonet mijn whereabouts heb ingevuld kan ik weer met gerust gemoed aan de slag. Overigens, ik heb nog geen streepjes achter mijn naam, dus heb ik nog wat krediet. Er is dan toch iets waar echte topsporters op deze amateur jaloers op kunnen zijn. Nu gun ik de Malisses en Wickmayers al hun glorie. We zitten al niet te dik in de topatleten die ons land wat positieve uitstraling in het buitenland geven. Maar dat ze toch zo dom zijn. En/of zo nonchalant. En hebben die nu echt geen personeel om hun administratie in orde te brengen? Ze verdienen toch een vorstelijke boterham, dacht ik zo. En is het werkelijk zo erg gesteld met de internetaansluitingen in de buitenlandse hotels? Wat een schande! Eigenlijk zijn onze topsporters gewoon echte Belgen. Ze lappen de regeltjes maar al te graag aan hun sportschoenen. En ze zijn o zo verwonderd wanneer ze daarvoor moeten boeten. Dan heeft iedereen het gedaan, en zeker de regeltjesmakers, maar niet zijzelf. De overtreder wentelt zich in zelfmedelijden en waant zich een slachtoffer van ‘het systeem’. Nu wil ik als sportliefhebber begripvol zijn voor het meisje Wickmayer en de jongen Malisse. De strafmaat mag best wat minder. Maar van twee dingen één: effectieve dopingcontrole zonder het invullen van whereabouts is onmogelijk. Daarover zal Caroline Gennez het met me eens zijn. De ooit ongetwijfeld talentvolle tennisster (leg de klemtoon waar je hem wil) serveerde vorig weekend onmiddellijk een politieke ace door haar sympathie volledig bij onze bedrogen tennissers te leggen. Eigenlijk sloeg ze de bal mis want ook haar partij was verantwoordelijk voor de unanieme goedkeuring van het strenge Vlaamse anti-dopingdecreet. Dat geldt nog meer voor ex-minister van Sport Bert Anciaux die nu zijn toenmalige administratie in de wind zet. Eén van zijn medewerkers, dokter Goossens, bestaat het zelfs om nu het decreet af te kraken waarvan hij zelf de pen heeft gehanteerd. Zo mogelijk nog straffer kwam de huidige Vlaamse minister van Sport, Philippe Muyters, uit de hoek. Hij smashte er los naast in de Zevende Dag. Met een ernstig gezicht vol medeleven vertelde hij dat hij de overtreders van het dopingdecreet financieel (!) wil steunen in hun beroepsprocedure tegen het Vlaamse Doping Tribunaal. Ik hoorde onze minister dus zeggen dat hij subsidies zou uitdelen om maatregelen van zijn eigen administratie te laten ongedaan maken. Waarlijk een verdienstelijke poging om onze armoezaaiers van topatleten van het bankroet te redden. Muyters mocht zich wat mij betreft tot wereldkampioen Opportunisme van het afgelopen weekend kronen.

vrijdag 6 november 2009

Zondaar voor één dag

Wat voelde het fijn om als agnosticus op Allerheiligen een zondaar te zijn. Daarvoor moesten mijn vrouw en ik naar de Ethiasarena in Hasselt voor een dag vol nostalgie. Het muziekfestival Sinner’s Day was een echte hoogmis voor alle new wave liefhebbers die net als wij 20 jaar geleden jong en alternatief waren. En dat zijn we, te oordelen aan de massale opkomst van zo’n tienduizend, nog altijd. Of minstens voor één dag. Terug naar de eighties, in het zwart gekleed, dezelfde looks, alleen de hanenkammen dunner, de haarlijnen wijkend, de heupen uitdeinend, maar de ambiance als vanouds. Het schept waarlijk een band om met zoveel muzikale geestesgenoten nog eens met het gitzwarte potlood buiten de lijntjes van het commerciële circuit te kleuren. Op de luide tonen van achtereenvolgens The Neon Judgement, Lydia Lunch, The Bollock Brothers, Anne Clark, Gang of Four, Gary Numan, The Human League en Front 242 lieten we ons gaan alsof de rest van de wereld even had opgehouden te bestaan. Hoewel, er werd massaal tegen de schenen van het establishment gestampt. De songteksten en de begeleidende computerprojecties stonden bol van maatschappijkritiek en aanklachten tegen het morele en fysieke leed veroorzaakt door de ‘motherf***kers’ van deze aardkloot. En zo vonden we ons hier heerlijk op onze plaats. Even alternatief, tegen de stroom in en maatschappijkritisch als in het dagelijkse ‘groene’ leven.