donderdag 19 november 2009

Mijn gulle straat

Het zat me behoorlijk dwars dat ik op de heilige 11-11-11-zaterdagvoormiddag een verplichte afspraak had waardoor ik voor het eerst sedert jaren niet op stap kon gaan om te gaan verkopen voor het goede doel. Het was al bijna middag toen ik eindelijk thuiskwam. Ik hulde mij alsnog in mijn rode plastic jas met het opschrift ‘Ik vecht tegen onrecht’ en spurtte de straat op. Ik had dus haast en besloot mijn gebruikelijk parcours wat in te korten. En om niet nog meer tijd te verliezen nam ik me voor om dit jaar – per uitzondering – niet aan te bellen aan de huizen waar ik uit ervaring van wist dat er niets te vangen viel. Die adressen ken ik onderhand na al die jaren wel. Ik hoopte vurig dat op alle andere plaatsen de mensen gul in de geldbuigel zouden tasten. Al was dat hoogst onzeker, ’t is crisis, weet je wel. En toch, mijn doelgerichte tocht werd een succes zonder weerga. Al aan de eerste voordeur werd ik begroet met ‘Hoeveel moet jij hebben?’. Even vanzelfsprekend was mijn komst op een volgend adres. ‘We waren ons nog juist aan het afvragen of je niet meer zou komen’. Nu was ik wel in mijn eigen straat en dat heeft zo zijn voordelen. De buren kennen me uiteraard en niet één keer werd ik met lege handen doorgestuurd. Wel integendeel, ‘laat de overschot maar zitten’, kreeg ik tot tweemaal toe gulhartig te horen. Het obligate praatje over de kinderen, het voetbal en – soms – de politiek nam ik er graag bij. Halfweg was mijn lading cacaopoeder al uitverkocht. Maar ook de sleutelhangers en kleurstiften – alles aan 6 euro – gingen vlot van de hand. Niet één keer moest ik een kritische bemerking pareren. Niet één keer stootte ik op tegenstand. En die vriendelijke vrouw die zei ‘dat ze al gekocht had’ bedankte ik even vriendelijk. En die charmante heer wiens vrouw met al het geld naar de winkel was nam ik ook niks kwalijk. En evenmin kon ik het de mensen euvel duiden dat ze op deze drukke zaterdagmiddag niet thuis waren. Soms zag ik schimmen achter de bewegende gordijnen maar dat kwam wellicht omdat ik al wat moe werd en stilaan honger kreeg. Toen beëindigde ik mijn rondgang want honger is een onrecht. En een werknemer is ten slotte geen gereedschap.

Geen opmerkingen: