zaterdag 14 maart 2009

25 jaar werknemer (deel 2)

Nee, een boek zal ik nooit schrijven over mijn beroepscarrière. Toch waaide er geregeld stof op in die jaren. Vooral de beginjaren verliepen allesbehalve rimpelloos. En natuurlijk kwam dat door… de politiek. Aanvankelijk werkte ik op de expeditieafdeling en maakte ik de verzendingsdocumenten voor alle metalen die geproduceerd werden. Voor nogal wat ‘strategische’ producten moest ik het transport organiseren. Niet dat ik mij daar veel vragen over stelde, ik deed mijn job. Kort na mijn aanwerving begon het nieuws de ronde te doen dat ik ‘een groene’ was. Toen mijn oversten op de hoogte kwamen van mijn politieke overtuiging begonnen ze plots heel zenuwachtig te worden. Ik werd bij een hoge pief ontboden alwaar ik zeer algemene vragen kreeg over de producten die ik moest verzenden. Het leek allemaal onschuldig, ofschoon uiteraard vreemd omdat ik toch al meer dan een jaar in dienst was. Kort daarna brak een volgende fase aan. Nu had men kritiek op de uitvoering van mijn werk. Welke kritiek dat dan mocht zijn, daar wijdde men liever niet over uit. Gevraagd naar bewijzen, bleef men het antwoord schuldig. Toen ik erg aandrong, bleek ik een ‘moeilijk karakter’ te hebben. Gevraagd of er ook maar één collega een probleem had met mijn karakter, bleef men opvallend vaag. Wat was het dan wel? Dat kwam ik even later via via te weten. Een anonieme getuige had opgevangen dat ‘ze dachten dat ik een spion van Agalev was’ (zie foto). Daar had ik weinig verweer tegen. Natuurlijk was het zo dat een Olens groen gemeenteraadslid zich ondertussen stevig vastbeet in het dossier van vervuiling en radio-activiteit van mijn werkgever. Bovendien woonde ik toen in Olen en was ik lid van de groene partij. Dus, helemaal vreemd waren de aantijgingen niet, al waren ze wel uit de lucht gegrepen. In de dagen erna zat ik meer op het kantoor van mijn oversten dan op mijn werkplaats. Het werd een echte krachtmeting waarbij ik ervoor zorgde dat men geen aanwijsbare kritiek op mijn werk kon hebben. Mentaal was het wantrouwen van de dagelijkse leiding uiteraard slopend, maar qua strijdlust was ik toen ik topvorm. Mijn absolute hoogtepunt hiervan bereikte ik toen ik weer eens voor de vierschaar moest verschijnen. Ik ontkrachtte een zoveelste loze bewering en dreef een manager zodanig in de hoek dat hij ‘er dringend vandoor moest’. Korte tijd later kantelde de sfeer en werd ik gerustgelaten. Met veel genoegen zag ik later al deze kaderleden om diverse redenen de fabriek verlaten. De gedachte dat ik hen beroepshalve heb overleefd smaakt zoet. Genoeg om een bittere periode door te spoelen.

Geen opmerkingen: